zondag 12 januari 2014

Zoenakkoord ?

Moord en doodslag, het is van alle tijden. Jan van Son was in de 15e eeuw bij een moord betrokken. Niet als dader of slachtoffer, maar als getuige. Moord of doodslag werd toen vaak ‘geregeld’ met een zoenakkoord. 
De rechter kwam er niet aan te pas! Hoe ging dat?  Na overleg tussen vertegenwoordigers van de vermoorde en van de moordenaar werd een akte opgesteld met voorwaarden, waaronder de familie van de vermoorde zich kon verzoenen met de moordenaar en diens familie. De ‘zoen’ van de Middeleeuwen was een overblijfsel van het oud-Germaanse recht op bloedwraak. Dat kon bij de Germanen leiden tot bloedige privé-oorlogjes tussen families. 
In de tijd van Jan van Zon werd nadruk, onder druk van de kerk, op verzoening gelegd. Tot in de 16e eeuw was de zoen na een moord of doodslag in Brabant nog gebruikelijk. 
Schout of schepenen wezen voor beide partijen een soort wijze mannen aan; de peijsmakers, soenmannen of keersluyden. Je zou kunnen zeggen, een soort mediation in de Middeleeuwen dus! Wij maar denken dat we nu modern zijn! Die mannen stelden een overeenkomst op, ondertekenden die en lieten hem inschrijven in het schepenprotocol. In een zoenbrief stond wat de schuldige partij aan de familie van de vermoorde moest vergoeden. In elk geval geld: begrafeniskosten en het lezen van missen voor de dode. De moordenaar zelf moest voor de verwanten van de vermoorde een openbare voetval doen en op bedevaart. Soms werd de dader voor een bepaalde tijd verbannen. Dikwijls mocht hij niet meer langs dezelfde weg naar de kerk als de familie van de vermoorde. Bij een toevallige ontmoeting moest de moordenaar, familie van de vermoorde uit de weg gaan. Zo’n zoenakkoord leidde tussen 1420 en 1422 tot betaling van geld aan Jan van Zon en aan enkele mensen: 3 gouden Arnhemsche Guldens betaald “op onse vrouwe autaer” in de kerk van Oisterwijk voor een doodslag door Willem Claes Maertenzoon op een onbekende, die overigens wel een naast familielid moet zijn geweest van zowel Jan van Zon als van Gyelis Back. In een akte van 18 mei 1420 gaat het over 52 gouden Arnhemsche guldens in 3 termijnen. Op 4 mei 1421 verklaren Gyelis Back en Jan van Zonne van Westilborch, dat zij van Aert Andries van Hukelem 100 Arnhemsche guldens hebben ontvangen “van der zoene en nog 4 guldens van der bedevaert van der zoene”. Met het ‘afbetalen’ van het overeengekomen zoenakkoord was de kous af. Een rechter kwam er niet aan te pas. In der minne schikken was in de 15e eeuw in dit geval een zaak tussen families onderling.
(Bronnen:
Protocol van ’s-Hertogenbosch, R 1223, fol 62v. (05-04-1453). 
Brabants Heem 1970. XXII, 1, Blz 88-93. Tilburgse zoenbrieven (C.Weijters)
Protocol van Oisterwijk 1418-1421 fol.52.18-05-1420 en 24-08-1420 fol. 58 en 04-01-1421, fol. 60v. En 04-05-1421 fol. 92v).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten