Een
flink weekendbericht, maar belofte maakt schuld. Ik zou je deze week een en
ander vertellen over mijn opa Jan en zijn broers en zussen. Maar vanwege de
kersttijd eerst mijn eerste schreden als ‘acteur’. Zeker 65 jaar geleden
speelde ik Jozef in het kerstspel op school. Mijn moeder maakte een passende
mantel. Maria was in werkelijkheid Corrie Stofmeel. Mijn vriendinnetje. Ik laat
je graag de foto zien. Die is net als de andere foto's nagekleurd. Toch een mooi beeld geworden.
Vandaag gaan wij ook weer naar mijn jongere broer. Zoals
ik nu weet, wil hij toch nog met Kerst bij zijn gezin zijn. Ik hoop het. We
horen het straks.
Maar
dan zoals beloofd
Zo’n
150 jaar geleden, op dinsdag 18 februari 1873 werd Jan van Son ’s nachts om
twee uur geboren in het huis met Wijkletter B-71 in Ginneken en Bavel. Nog
dezelfde dag gingen de kleermaker Cornelis Sprangers (31) en arbeider Adriaan
van Loon (27) samen met Jans vader Gerard van Son naar de ambtenaar van de
burgerlijke stand om de kleine aan te geven. Er werd uiteraard een akte
opgemaakt, nr. 24 in het geboorteregister van 1873. Die Jan zou mijn opa
worden! Hij was geen enigste kind. Hij had een broer Piet, die achtereenvolgens
winkelier, machinist en voerman was. Piet reed als voerman dagelijks vanaf de
Havermarkt bij café Lambregts in Breda naar Bavel, zo bleek nog uit de
reiswijzer voor boden en voerlieden van de gemeente Breda uit 1932. Andere
broer was Antonius, die slechts 29 jaar werd. Een zus van Jan heette Marie en zij
ging wonen aan de Valkenierslaan 62, waar later haar zus Kaatje ook nog een
paar jaar bij haar woonde vanaf 15
februari 1943 toen marie (of tante mie, zoals ze werd genoemd) weduwe was. Jan
had ook nog een broer Kees die hovenier
was.
Kaatje
Ik
heb haar al genoemd. Officieel heette ze Cato, maar is beroemd en bij sommigen
zelfs berucht geworden als kosteres Kaatje. "Kaatje”, zo meldde mij desgevraagd
pastoor Riemslag van de r.k. Brigidakerk in bavel telefonisch op 30 december
1985, “Ze was een ‘kaaie’. Ze heeft gevochten met kapelaan Frans Martens".
Meer wilde hij daarover niet kwijt, ook niet na enig aandringen. Het verhaal
gaat dat Martens ook al met ruzie zou zijn weggegaan bij de jozefparochie in Breda.
Kon hij zijn handen niet thuis houden,of was Kaatje echt zo’n katje, dat je
niet zonder handschoenen aanpakt? Ik heb in de jaren tachtig van de vorige eeuw
ook nog een getuige gevonden van de tijd van Kaatje: “Kaatje was een strenge
kosteres”, zo weet volgens de heemkundekring ‘Paulus van Daesdonck uit Bavel,
oud-misdienaar Piet Boomaars mij te vertellen. Hij heeft kosteres Kaatje zelf als
misdienaar meegemaakt. “Streng. Het was bij voorbeeld de misdienaars ten
strengste verboden om voor de viering om het hoekje van de sacristie, de kerk
in te kijken”. Over de kapelaan waarmee zij dan mogelijk een aanvaring had
gehad, was dat volgens hem een kapelaan
Rommens. Wat ik ook dankzij de heemkunde kring te weten ben gekomen, is dat Kaatje
toen in een klein huisje aan de Kloosterstraat 1 in Bavel woonde. In dat pandje
was in 2020 het parochiecentrum gevestigd.
Mijn
opa
Nu
mijn opa. Uitpluizen van archieven leerde mij, dat Jan tijdens zijn leven eerst
koetsier, winkelknecht en toen fruithandelaar was. Hij moet wel een aardig
manneke zijn geweest. Opa Jan van Son was volgens mijn zo’n 8 jaar geleden
overleden moeder "een tevreden oud manneke”. Hij kon genieten van zijn
rokertje en hielp op zijn gemak in de tuin en met de groenten voor ons groentewinkeltje.
Ik heb zijn zilveren tabaksdoos in het familiearchief bewaard. “Hij zat graag
op zijn sokken bij het potkacheltje en rookte zijn pijpje". Ik zie dat
voor me, want de oude potkachel in de kamer achter de groentewinkel herinner ik
me ook nog. Ik weet ook dat ik op zijn schouders mocht achter in de tuin. Hij
speelde vaak met mij.
Maar
uit de archieven heb ik uiteraard nog wat meer gegevens over Jan van Son
opgediept. Zo blijkt hij nog al eens verhuisd te zijn, als ik adresboeken van
diverse gemeenten mag geloven: 1890: Jan van Son woonde na zijn geboortehuis
Wijkletter B71, Bavel 40a , op 9 mei 1890 in Ginneken, en blijkt op 27 november
1894 in Breda op adres A6 te wonen. Je vindt het allemaal in adresboeken van
diverse gemeenten. Uit datzelfde adresboek van breda/-ginneken/ teteringen in
het Bredase gemeentearchief blijkt, dat hij in 1906 en 1907 het beroep van
koetsier had. Hij is ook getrouwd, want in 1907 staat Jan met vrouw en met zoon
Gerard genoemd in de Registratie 1908-1922 van de gemeente Teteringen. Jan met zijn vrouw, 4 kinderen, waarvan 1
overleden en ‘dochter’ Adriana Anna, eigenlijk dochter van hovenier Kees van
Son, zijn broer. Zou Jan die ‘in de kost’ hebben gehad?
Tussen
1908 en 1911 is Jan nog koetsier op Ginnekenweg 64. Hij woont naast zijn
schoonvader Johannes Kools, die op Ginnekenweg 62 is ingeschreven. In 1917 en
1922 is hij winkelknecht in de groentewinkel van zijn schoonvader op de
Ginnekenweg 64 in Teteringen. Vanaf 1928 wordt Jan zelf als fruithandelaar
gemeld op Ginnekenweg 65 en in 1937 woont hij er nog met zijn gezin. Opvallend
is dat zijn dan overleden zoontje niet op de kaart wordt vermeld. In 1947 tot
slot, is Jan ‘aardappelhandelaar’ op de Ginnekenweg 65 en zijn tweede zoon Jan
woont ernaast en is fabrieksarbeider op nummer 63. Ome Jan woonde inderdaad in
een klein huisje, onmiddellijk naast de winkel. Oom Gerard woonde onder meer
aan de Galjoenstraat in Tilburg. Opa woonde na het huwelijk van mijn Pa bij hen
in.
Zijn
vrouw
Mijn
opa Jan van Son trouwt op 6 augustus 1902 met Helena Maria Kools, maar haar
roepnaam is Leentje. Zij zou mijn oma worden, die ik helaas nooit gekend heb.
Zij stierf al in 1942. Leentje Kools werd geboren op woensdag 3 april 1878. Ook
van mijn oma Leentje heb ik natuurlijk een foto, de geboorte-en overlijdensakte.
Leentje was een dochter van Jan Kools en Adriana van Hoeckel. Jan Kools was
dienstknecht toen hij trouwde en werd later lapper (schoenmaker). Dat kan ik
lezen in de geboorteakte van Leentje. Zij heeft acht broers en zussen. Zij is
op een zusje na de jongste in het gezin. Een broertje van haar is al na twee
dagen overleden.
Uiteraard
weet ik van mijn oma ook nog wel het een en ander, uit overlevering en uit
bronnen. Maar er wordt ook over haar en haar man verteld in het boekje over
oude volksverhalen: ‘Volksverhalen uit Noord-Brabant’. De moeite waard. Hoezo
genealogie is een stoffig gedoe. Ik ben er al vanaf 1982 zoet mee… en nog
steeds.
(Bron:
familiearchief f. van son).