maandag 17 februari 2014

De klop op de deur.

Nee, niet het boek met die titel uit 1930 van Ina Boudier-Bakker. Dit gaat over ‘Klopjes’, dat waren meestal vrome vrouwen, die ruim 400 jaar geleden ook in onze streken leefden en werkten. Toen onze streek na de Tachtigjarige Oorlog in Protestante, Staatse handen kwam, werd de officiële godsdienst de protestantse. Op de uitoefening van de katholieke godsdienst stonden strenge straffen. Maar de katholieken lieten zich –zoals ik in een eerder bericht schreef- niet uit het veld slaan. Vaak werd heimelijk de mis gelezen in de vroege ochtenduren door katholieke priesters in een of andere schuurkerk. Maar je moest wel weten wanneer zo’n priester langskwam. Er ontstonden daarom ook hier zogenoemde ‘Klopjes’ of ‘kwezels’, vrouwen die de katholieken waarschuwden door op de deur te kloppen als er ergens mis werd gelezen. Ook verzorgden zij vaak het onderwijs. Voor de volksmond was dat heimelijk kloppen op de deur de reden om dergelijke vrouwen ‘Klopjes’ te noemen. Maar in haar proefschrift ‘Beelden voor passie en hartstocht’ toonde de kunsthistorica Evelyne Verheggen met behulp van diverse afbeeldingen op devotieprenten aan, dat de verklaring voor het begrip ‘klopje’ heel ergens anders gezocht moet worden. Onder meer in het gegeven, dat Christus op de deur van het hart van deze vrouwen klopte, waarna zij de deur van hun hart voor Hem openden (Apocalyps 3:20 "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij"). Op het internet vind je bij het begrip ‘Klopje’, vaak de woorden 'geestelijk maagd' of 'geestelijk dochter' (filia devota). Er waren al klopjes rond 1581 toen er in ons land kloosterorden werden verboden. Dit verbod betekende voor katholieke vrouwen dat het niet meer mogelijk was om ‘non’ te worden. Veel klopjes runden toen schooltjes, werkten voor de kerk, ook in de ziekenzorg, als turfsteekster of huishoudster. De gereformeerde predikanten probeerden het de klopjes zo lastig mogelijk te maken, door bij voorbeeld hun schooltjes te sluiten. Ook  riepen zij vanaf de kansel dat Klopjes gevaarlijk waren omdat zij beweerden, dat “de Hervormden alle eeuwichlijck verdoemt sijn; dat alle onse kercken sijn gestolen; dat onse preeckstoel op des duyvels cop staet.” Natuurlijk waren er onder de klopjes ook schijnheiligen, vrouwen die een heimelijke relatie met een geestelijke wel zagen zitten bij voorbeeld. Toen in de 19e eeuw weer kloosters gesticht mochten worden, stierven de Klopjes langzaam uit. Wij kennen ze alleen nog van wat regels uit een oud volksliedje: Zeg kwezelken wilde gij dansen. Ook gezegden uit Westfalen logen er niet om: ‘Ne Klopp is ne Hillige in de Kiarck, ne Klappei op de Straat en ne Düwel in Hüs’.
Toch aardige vrouwen die Klopjes!
(Bronnen:
http://www.erfgoedkloosterleven.nl/kloosterleven/geschiedenis.html.
‘Beelden voor passie en hartstocht’, (proefschrift),  Evelyne Verheggen, kunsthistorica, 1 februari 2006 gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op een studie naar bid- en devotieprenten in de vroegmoderne tijd.
Wat was een Klopje? (De Kleine Meijerij, jrg. 44 (1993) afl. 4) en (Klopjes (Wikipedia, de vrije encyclopedie). Illustratie: klopje.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten