zaterdag 26 juli 2025

Over wolven en serpenten.....

Nee, ik ga het niet over dieren op de Utrechtse Heuvelrug hebben en over vervelende kinderen. Ik ben voor het weekendbericht van deze week weer eens in mijn familiegeschiedenis gedoken. Voor de broodnodige variatie, zoals dat heet.

Na de vrede van Munster die in 1648 een einde maakte aan de tachtigjarige oorlog, kregen de mensen, waaronder mijn katholieke voorouders het moeilijk. Godsdienst belijden leek er voor velen niet meer bij. Maar men liet zich niet voor één gat vangen. In 1652 staat in een van de visitatieverslagen “Het volck gaat ’ter misse’ opten bodem van Oosterhout”. Ze gingen in Oosterhout  naar de kerk dus. Ook ontstonden er kennelijk op diverse plaatsen “Paapse bijscholen”. Maar die schooltjes was geen lang leven beschoren. Uit verslag van 1658 blijkt dat er dat jaar in Gilze “geen papendienst” meer bestond en dat ook de ‘paapse’ bijschooltjes waren verdwenen. Onze voorouders Jan Janse van Son, zijn vrouw Mary Gerit Aert Pauwels Ravels en hun kinderen Jan , Gerart, Cornelia en Mayken hebben dat alles aan den lijve ondervonden. Het gezin van Jan en Mary woonde in het begin van de zeventiende eeuw aan de Tyvoort bij de kerk in Goirle. Begin 17e eeuw was dat een moerassig gebied, tussen de huidige Spoorbaan, de Turnhoutse Baan, Nieuwkerk en de Regte Heide.

Katholieke geestelijken vluchtten massaal de grens over naar de Zuidelijke Nederlanden, naar Poppel. Ook de Goirlese pastoor, Antonij Schoeffers, maakte dat hij wegkwam in 1638. Maar Goirlese katholieken bleken niet klein te krijgen. Bang als ze waren voor hun zieleheil, hadden zij er heel wat voor over om koste wat het kost, de zondagsmis bij te wonen, maar waar en hoe. Ze moesten daarvoor “een uur gaans” vanuit Goirle naar Nieuwkerk of Steenvoirt. Daar hadden de katholieken net voorbij de grenspaal met de zuidelijke Nederlanden een kerk gebouwd in de Spaanse, katholieke enclave in door Staatse protestanten bezet gebied.

Daarbij bleef het niet. Al in het najaar van 1639 trok al veel katholiek volk vanuit de regio Tilburg ook naar Alphen om er kinderen te laten dopen bij pastoor Wichmans en koster ‘Guillelmus Theodorus’ van Son, of in gewone mensentaal ‘Willem-Dirk’. Of hij (verre) familie zou kunnen zijn, ben ik niet nagegaan.

Angst zat er in die tijd goed in, vaak ook versterkt door de kerk. Zat het allemaal wel snor met hun eeuwig leven? Het doopsel werd er zelfs soms aangevuld met exorcisme. Dat gebeurde bij de dopelingen aan wie koster Van Son een nooddoop had toegediend. Gold dat doopsel wel. Hij was immers geen priester. Tussen 1641 en 1643 werden ook in Loon op Zand ongeveer 200 kinderen uit Tilburg en omgeving gedoopt. Ook daar werden ‘voor de zekerheid’ kinderen opnieuw gedoopt, omdat de vroedvrouw en niet de priester de nooddoop had gedaan. De kerk bemoeide zich met alles.

Op het Poppelse deel van Steenvoirt kwam met veel geld van gelovigen de grenskerk tot stand, die met Allerheiligen in 1650 plechtig in gebruik werd genomen. Nieuwkerk/Steenvoirt was een vooruitgeschoven Spaanse enclave in het door de Staatsen bezette gebied. Nadat de Goirlese pastoor in 1638 gedwongen werd te vluchten, werd een jaar later een grenskerk gebouwd. Het gebied dat tot dan toe Steenvoirt werd genoemd, kreeg voortaan de naam Nieuwkerk.

Volgens mededeling uit 1663 van pastoor Van Dijck, was de plaats waar nu de kerk stond, voorheen “plaats waar wolven en serpenten woonden”. Hij deed er dus kennelijk graag nog een schepje bovenop om de parochianen nog wat meer de stuipen op het lijf te jagen.... De wekelijkse stoet van gelovigen naar de kerk in Steenvoirt leidde tot ergernis bij de gereformeerde overheid. Maar de pastoor liet zich daardoor niet van de wijs brengen en hij ging onverstoorbaar verder. Hij gaf opdracht om er ook een pastorie en tevens herberg te bouwen: “een nyen huijs te stellen met eene camer daer aen voorsien met twee bedde-steden ende dat op onsen gront omtrent de nyeuwe kerck van dije van Tilborch, ter plaetse genoempt dye Coeijweijde  langs de straete, met verstande ende conditie dat de voorseijde camer altijt sal wesen ende blijven tot gerieff ende gebruijck van heer pastoirs ende capellaenen van Tilborch”.  Pas decennia later werd het wat gemakkelijker. Zowel in Goirle als Gilze, waar onze voorouders toen inmiddels woonden, kwam toestemming om in hun eigen dorp een schuurkerk te bouwen. De huidige Kapel van Sint-Jans-Gool ligt op de plaats van de voormalige grenskerk en werd gebouwd omstreeks 1820. Zo, dan ben je weer een beetje bijgepraat.

(Bronnen: familiearchief f. van son; Regionaal Archief Tilburg, Schepenbank Tilburg en Goirle 1604, protocollen en minuten van allerhande akten 256R Arch.nr. 14, deelnr. 346.; naleeswerk: Archief Bisdom Breda (ABB), gedeponeerde brieven I, inv.nr. 628; Gilze 1000 jaar, bijdrage tot de geschiedenis van Gilze. Hfd. 3. Blz. 78-85.) 



 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten