zaterdag 9 februari 2019

Bij Gerard was het even puzzelen...


Even niet over de kleinkinderen deze week. In de week van de sterfdag van mijn vader, 4 februari, ben ik in mijn genealogie en familiegeschiedenis bezig zo rond 1140 momenteel. Bij Gerard de Jauche of Gerard van Morialmé of soms ook Gerard van Landen. Een kannunik van Luik.
Zo wordt onze voorouder in diverse oorkonden omschreven. Het is de tijd kort nadat de oude Abdij van Villers is gesticht. Onze voorouders zijn daar ook bij betrokken. De weduwe van Gerard, vermoedelijk een ‘Marbais’ hertrouwt als weduwe met Arnulf van Vileyr. In een akte uit 1146 van de Abdij van Afflighem worden een Gislenis en Balduinus de Jauche(Giselbert en Boudewijn, de kinderen van Gerard van Jauche) genoemd als de stiefkinderen van Arnulphus van Vileyr. Dat klopt dus! Ze getuigen dan in Luik: "supradictus Arnulfus de Vileyr et priuigni eius Gislenus et Balduinus de Iace (zijn stiefzonen Giselbert en broer Boudewijn van Jauche)..” In de familie de Jauche ben ik nergens een Giselbert en Boudewijn van Jauche tegengekomen, maar wél een Boudewijn en Giselbert ‘van Landen’. Ook dat kan kloppen, want hun vader noemde zich ook Gerard ‘van Landen’. Hoe kwam hij erbij om dat te doen? In 1107 is hij Voogd van Landen. In 1155 wordt hij religieus in de Abdij van Floreffe. Ik ben daar dus uiteraard met José een kijkje gaan nemen en een aantal foto’s gaan maken. We volgen al een tijdje onze voorouders in hun woon- en werkplekken. Die abdij werd al in 1121 gesticht werd door Norbertus van Xanten. Op een van onze stamboomritjes bezochten José en ik ook nog een mooi, –zelfs nog bewoond- oud fort als onderdeel van die verdedigingslinie van het Hertogdom Brabant tegen Luik. Het ‘Chateau Féodal de Sombreffe’. Oorspronkelijk stamt het kasteel uit de elfde eeuw. In de dertiende eeuw hoorde het toe aan de Heren van Orbais, ook aangetrouwde familie. Wat een mooi stuk tastbare oude geschiedenis.
Terug nog even naar stiefvader Vileyr. Arnulf van Vileyr had stiefkinderen ('privigni'), uit een vorig huwelijk van zijn vrouw. Tot die stiefkinderen horen dus Gislenis (Giselbert) en Balduinis (Boudewijn) van Jauche. De puzzel past stukje bij beetje prima in elkaar. Het domein waarin de Cisterciënserabdij Villers in 1146 werd gesticht, was indertijd een deel van het graafschap Namen, erfbezit van de Heren van Marbais. Ook Engelbertus van Schoten is medestichter, zo blijkt. Hij schonk aan Villers alle horigen die hij door heel Lotharingen bezat. Door die overdracht werden die horigen meteen ‘vrijen’, want de orde van Citeaux mocht in die tijd nog geen onvrijen bezitten.De oudste goederenlijst van Villers uit 1272 vermeld dan ook geen onvrije onderdanen van de Abdij. Engelbert schonk nog meer aan de abdij, zo blijkt uit die oorkonde van de hertog, heel zijn erfgoed Schoten (“totum allodium Schoten”). De Bredase erfgenamen Godfried I en Hendrik II hebben in 1160 de overdracht van heel Schoten aan Villers erkend. Tot slot nog even terug naar die abdij. Uit het voor ons belangrijke huwelijk van Gerard van Landen, stammen Gislenis (Giselbert) van Jauche (of van Landen) en zijn broer Boudewijn. Die Giselbert blijkt niet toevallig onze volgende voorouder in een lange rij. Hij treedt op in 1167 in Tilburg en in 1168 in Landen. Het is soms even puzzelen, maar het loont de moeite als bronnen je zoektocht blijken te bevestigen.
(Bron: familiearchief f. van son: doc. dipl. Belg.: D2189-W1930, EP Liege Henri II-AB Frasnes-lez-Gosselies , De Marneffe E., Cartulaire d'Afflighem, p.117-118, n.75.; Foppens (Miraeus) (1748), Tome IV, XI, p. 11.; Georges Despy, La fondation de l'abbaye de Villers, in: Archives Bibliothèques et Musées de Belgique, XXVIII (1957) 3-17. tekst oorkonde 1153 p. 16.)






Geen opmerkingen:

Een reactie posten