Het gebeurt steeds meer: mensen worden honderd of meer. Voor mij was het gisteren zo ver. Op 26 oktober 1917 werd mijn vader geboren. Juist. Gisteren zou hij honderd geworden zijn. Ware het niet dat hij op 4 februari 1972 plotseling overleed. Dat lijkt al verschrikkelijk lang geleden. Er is tussen 1972 en 2017 erg veel gebeurd. Maar toch. Ze zeggen dat ‘het slijt’. Dat is zo, maar wennen doet het toch nog steeds niet. Ook niet na 45 jaar. Ik denk nog vaak aan hem terug en heb veel aan Papa te danken.
Ik heb mijn vader
maar ruim twintig jaar mogen kennen. Had hem veel langer bij ons willen hebben.
Toen ik als klein manneke in het ziekenhuis lag in Tilburg, fietste hij na zijn
werk hard naar het station om ’s avonds toch bij mij op bezoek te kunnen komen, zijn werkkleding nog aan. Hij
cijferde zichzelf weg als het om zijn vrouw en kinderen ging. José heeft mijn
vader jammer genoeg nooit gekend; ik die van haar overigens ook niet. Op 6 juli
1970 stierf hij. Hij zou op 4 januari 2003 al honderd zijn geworden en de
moeder van José op 5 september 2014. Geen van onze kinderen heeft ooit een opa
gehad. Dat besef ik elk jaar op 4 februari en op 26 oktober en bij leuke dingen
ook op andere dagen. Zoals bij sportwedstrijden als wereldkampioenschappen
wielrennen en voetbal, zoals bij de promotie van NAC, waarin hij zelf een
officiële wedstrijd in het eerste speelde. Oma’s hebben onze kinderen gelukkig wel
gekend, al stierf Oma Mathijssen al op de tweede dag van januari in 1993. Elke
was toen pas bijna een jaar...
Mijn moeder heeft mij
veel over mijn vader verteld en ik herinner me hem zelf als een vrolijke en
vooral hardwerkende man wie niets teveel was. Hij fietste met ons en mama
langst stad en dorp. Wist altijd de weg zonder tomtom en las het weer. Niet
zelden waren we juist op tijd thuis om een regenbui voor te zijn. Hij was een
en al sport. Zat met mijn draagbare radio aan zijn oor naar ‘langs de lijn’ of
andere sportprogramma’s te luisteren. Keek naar sport op televisie maar vergat
mama en ons daarbij nooit. Ik ging met hem naar de thuiswedstrijden van NAC aan
de Beatrixstraat. Je kom hem een groot plezier doen als het om sport ging. Zo
kocht ik ooit toegangsbewijzen inclusief busreis voor ons tweeën naar het WK
Wielrennen in Zolder-Terlaemen in 1969 waar Harm Ottenbros won door Juliën
Stevens te kloppen. En in Heerlen-Terwinselen in 1967 waar Eddy Merckx Jan
Janssen voorbleef.. Dan kon je hem zien genieten en de koers zien volgen. Maar
we fietsten ook naar de rondjes rondom de kerk. Het Hart van Gilze, de Acht van
Chaam, De Ronde van de Molen, en meer van dat soort koersen. Tot die fatale
vrijdag 4 februari in 1972. ’s Morgens rond tien over zeven ging hij naar zijn
werk op de fiets. Als het donker was, dan zwaaide hij met zijn brandende
shagje boven de poort. Dat was het laatste dat ik van hem zag. Sinds het begin
van deze eeuw hangt zijn schilderij in onze woonkamer. Gemaakt van een van de
weinige foto’s die we van hem hebben. Ik kijk er vaak na. Misschien zijn papa,
mama en mijn zussen Lieke en Marianne nu weer samen. Ik gun het ze. Ik ben blij
met José, de (schoon)kinderen en de kleinkinderen. Ooit hoop ik hem nog eens te
kunnen zeggen dat ik een fijne jeugd heb gehad. Aan Mama heb ik dat nog bij
leven kunnen zeggen en dat geeft me nog altijd een prettig gevoel. Bedankt
Papa. Gelukkig heb ik nog heel veel mooie herinneringen aan een fijne jeugd.
(Bron: familiearchief f.van son: Cor van Son 26101917/04021972).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten