Ik ben
bij mijn genealogie bij Giselbert I (?=Gislenis) en zijn vrouw Alaysa (mogelijk
Elisabeth) [van Randerode van Boychstel]. Het paar kreeg vier zonen en ook
zeker één dochter. De oudste zoon is Giselbert II van Tilburg. Giselbert
II wordt pas in 1192 ‘Heer van Tilburg’ genoemd. Hij bewoonde
‘Maison du Bois’ of ‘Maison du Buc’ in Nodebais bij Piétrebais. Mogelijk
verbleef hij ook in Oisterwijk in de motte-burcht Ter Borch. Die motteburcht
bestond uit de houten woontoren, gebouwd op een heuveltje van graszoden,
afgezet met palissaden. Mijn genealogievriend Bas Aarts heeft het nodige onderzoek
gedaan naar Ter Borch’. Waar lag Ter Borch? Wel, op de plek aan het einde van
de Watermolensteeg, tussen wat ze in Oisterwijk neomen, de Voorste Stroom (de
Leij) en de Achterste Stroom (de
Reusel) en wel vlakbij het punt waar
beide stromen samenkomen. De burchtheuvel zelf werd omstreeks 1800 al
definitief afgegraven. Een deel van de
oorspronkelijke, gracht bleef bewaard. De ‘voorburcht’ zou aan de westkant
gelegen kunnen hebben, tussen het ronde hoofdburchteiland van 60 meter
doorsnee en de Watermolensteeg (=Molendijk). Over de vroegere opbouw van de
burcht is helaas geen informatie bekend. De burcht zou gesticht kunnen zijn door
Giselberten uit Landen, toen zij, -waarschijnlijk in het midden van de twaalfde
eeuw-, hier de Heerlijkheid in bezit kregen. Het mottekarakter van de
versterking Ter Borch sluit niet uit, dat ook de ‘schoonfamilie’ van de ‘Van
Tilburg’s hier haar woonsite al bezat. Wanneer ‘Ter Borch’ als sterkte ophield
te bestaan, is ook al niet nauwkeurig aan te geven. Afgezien van een
hertogelijke vermelding in 1222 (Keulen), wordt nergens ‘Ter Borch’ als burcht
genoemd. Pas in 1355 duikt de naam weer op. Dan hoort hij bij een hertogelijk
leengoed. Het mottetype van Ter Borch wijst zéker op aanleg in de periode van
de elfde tot dertiende eeuw. Blijkbaar ging het echte burchtkarakter al snel
verloren. Oisterwijk hield op grensplaats te zijn, toen de Graaf van Gelre in 1232
het meer oostelijk gelegen ‘Graafschap Rode’ (Sint Oedenrode) aan de hertog van Brabant opdroeg. Misschien zou
archeologisch bodemonderzoek op de plaats van de gracht en het vermoedelijke
voorburchtterrein een aantal vragen rond ‘Ter Borch’ kunnen beantwoorden. Maar
onderzoek is en wordt niet gedaan kennelijk. Het burchtterrein ligt er nu nog hetzelfde
bij, als in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw, toen wij in Oisterwijk
woonden en wel eens langs die plek fietsten. Jammer, dat er zo weinig oog is
voor de geschiedenis. Dat doen ze toch beter in het Belgische Stadje Landen en
op diverse andere plaatsen.......
(Bron:
familiearchief f. van son; Geographie et
histoires des communes Belges; S.A.J.J. Aarts, ‘Ter Borch, faktor in de
middeleeuwse geschiedenis’(1981), 48-69;
B. Aarts, ‘’Ter
Borch’ (Oisterwijk) en de ‘Tombe van Pepijn’ (Landen-België): twee
motte-burchten en hun onderlinge relatie’, Het Brabants Kasteel10, nr. 1(1987),
3-20.
Voor
een reactie op de kritiek van Trommelen & Trommelen (Tilburgse toponiemen,
1994, 19), S.A.J.J. Aarts, ‘’Omgrachte huizingen’ (moated sites) in de regio
Tilburg’, Het Brabants Kasteel 33, nr. 2/3 (2010), 39-74, met name 41-42 ; Baanderheren,
boeren en burgers van Jean Coenen); 'Ter
Borch' Oisterwijk (Noord-Brabant) Luchtfoto (ca. 1960) met grachtrestant motte
van de heren van Tilburg (12de/13de eeuw) (Noordbrabants archeologisch
genootschap).