Zo reden we in de meivakantie in de
richting Borgloon in België.
Wat moet je daar nou, hoor ik je
zeggen. Wel, het heeft allemaal met die stamboomhobby van mij te maken. Zo kom
je nog eens ergens. Wij zijn niet zo van de rijkswegen, dus gaat het meestal lekker
binnendoor.
Langs de meest onooglijke dorpjes en
stadjes. Soms heb je de naam nooit eerder gezien.
Borgloon of kortweg Loon had ik wél
eerder gezien. In boeken weliswaar. Dat stadje is plaats waar de Graven van
Loon hun thuisbasis hebben. Op de een of andere manier –ik zal je niet
vermoeien hoe, - is dat rechtstreekse familie. Eeuwen geleden hoor, dus ik hoef
niet te gaan kijken of we nog iets kunnen erven; áls er al iets te erven valt.
Nu wordt stamboomonderzoek door veel
mensen gezien als een ‘ouwelullensport’. Je ziet ook inderdaad vaak wat oudere
mensen als je zo eens in archieven gaat grasduinen. Maar ik denk dat dat meer
te maken heeft met de vluchtigheid van onze tegenwoordige maatschappij.
Alles moet snel en zonder al te veel
moeite. Rust kom je bijna nergens tegen en niemand heeft meer ‘tijd’, zo lijkt
het. Neem nou mijn fysiotherapie. Je weet het. Ik ben trouwe bezoeker. Meestal
vroeg op de dag en het eerste wat de fysiotherapeut doet, is ‘muziek’
aanzetten. Wat mij betreft totaal onnodig, maar ja zij moeten er de hele dag
werken. Ik laat het me dus welgevallen als het ware. Want ervan genieten? Nee.
Echt niet. Meestal zijn het songs waarin op zijn minst tien keer hetzelfde
onbenullige zinnetje moet worden herhaald. Of onverstaanbaar wordt gebrabbeld.
Want ik denk dat ik toch een iets andere perceptie heb bij ‘goede muziek’. Om
over rappen maar helemaal te zwijgen. Maar ja ik kom er om te oefenen dus neem
die herrie maar voor lief.
Rakkeren over een snelweg is ook niet
aan José en mij besteed. Wij genieten liever onderweg.
Zo ook bij het stamboomonderzoek. Ik
vind het niet zo interessant om te beperken tot het naspeuren, wie de zoon of
dochter waren van welke vader en moeder. Wat hebben ze gedaan; hoe leefden ze;
waar woonden ze; hoe zag hun tijd eruit; hoe losten ze meningsverschillen op;
wat aten ze en waarom; en is er nog iets over uit die tijd. Dat zijn de vragen
waarnaar wij op onze ‘stamboomritjes’ op zoek gaan. Terug in de tijd gewoon
dus.
Ik bereid zo’n rit erg goed voor en
weet meestal wat ik kan verwachten. Ruïnes, soms een kasteel of versterkt huis,
soms nog wat meer. Bij de heren van Loon trof ik de restanten van een
burchtheuvel en de oude kerk waar de Graven hun eed aflegden. En wat prettig
was: er was ook nog een hedendaagse gezellige eetgelegenheid. Wij dus koffie en
een wafel met warme kersen en slagroom. Het moet immers genieten blijven. Als
ik straks met pensioen ben, zullen we wel meer op pad gaan, denk ik zo. Genoeg
te zien nog.
En intussen gaat alles zijn gangetje.
De kleinkinderen blijven graag naar oma’s huisje komen en samen mee naar het
bos. Anouk liept uiteraard de vierdaagse en oma ging kijken en Daan behaalde
zijn zwemdiploma.
Ik weet zeker dat ze in de tijd van
Giselbert van Loon nog geen zwemles hadden, laat staan diploma. Hij was meer
bezig met het uitbreiden van zijn gebied en vermoedelijk ook met zijn vrouw
Erlendis van Luihgau. Ik weet dat het paar in elk geval twee zonen kreeg. Een
Emmo die net als Pa Graaf van Loon werd en zijn broer Otto, die de titel Graaf
van Duras kreeg. Hoe dat dorp eruitziet, hebben we op een van onze tripjes ook
al gezien; mét kasteel. Op de foto dus. Zo gaat mijn hobby steeds verder leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten