Wij verhuisden dus naar de Kruizemuntstraat in de wijk de Mheen. Mooi hoekhuis, maar ik had nooit kunnen denken dat de mentaliteit van de mensen zoveel anders zou zijn dan thuis in Brabant.
Het werk was interessant en vooral ook omdat ik onmiddellijk met studie voor communicatieadviseur mocht beginnen. De collega’s waren prima en ik leerde er bijzonder veel.
Maar die sombere waas die over die stad hing……. Laat je op zondag je dochtertje in het warme zonnetje touwtje springen, dan was er maandagochtend, voordat hij naar zijn werk ging bij het Reformatorisch Dagblad, steeds die overbuurman aan de deur. ‘Gristelijk’ als hij was, vond hij dat de kinderen binnen moesten blijven op de Dag des Heren. Ook de kleintjes van een ander. En als ik wielrennen keek op tv op zondagmiddag, dan vroeg hij ’s maandags om de gordijnen dan voortaan dicht te doen, want zijn zonen keken mee….. Of toen ik een klein paaltje de grond in sloeg omdat mijn zoontje tegen het oude aangevallen was en het had gebroken, stoof de buurvrouw met de handen omhoog naar buiten: “op zondagswerk rust geen zegen”.
Nou, voor alle duidelijkheid: ik gun die mensen hun denkpatronen, maar wat ik ze niet gun, is dat zij ze mij trachten op te leggen met grote regelmaat. Zondags lekker een fietstochtje naar de prachtige heide van Hoog Soeren of Kootwijkerzand met de kinderen werd ook al niet toegejuicht. De mensen in het park keken ons na, alsof wij van een andere planeet kwamen. ‘Goede morgen’ zeggen in een winkel was ook niet gewoon zoals bij ons in Brabant. Kortom. Huilen met de pet op. ‘Wat een zielige bedoening. Ik had na een paar maanden eigenlijk al schoon genoeg van die mentaliteit. Waar was de Brabantse gezelligheid gebleven! Maar ja. Je gaat niet zo maar weer verkassen.
Ik stortte me dus op de studie en werd lid en later bestuurslid van de Apeldoornse Komedie, een toneelgezelschap waarvan college Ton Kock ook lid was. Dat eerste resulteerde in een diploma, waarmee ik als één van de eerste 34 gediplomeerde gemeentevoorlichters in Nederland werd. Dat hielp mij heel goed op weg. Toen er dan ook een advertentie in het vakblad kwam van een vacature in Oisterwijk, in Brabant, schreef ik nog dezelfde dag. Toen was het wel begin 1985 inmiddels.
Ik werd aangenomen, kondigde mijn vertrek aan en kreeg een interview in de Nieuwe Apeldoornse Courant. In dat artikel liet ik optekenen dat de Apeldoorners, wat mij betreft, best eens wat meer mochten lachen. De reacties waren totaal onverwacht. Ik kreeg briefjes en telefoontjes van mensen, onder wie Brabanders van oorsprong, die graag zoals ze letterlijk meldden “op hun knieën” met mij mee willen kruipen, terug naar Brabant! Ik toog met het gezin terug naar huis! Ik had dankzij mijn verblijf in Apeldoorn wél een enorme bagage aan studie, kennis en vaardigheden als communicatieadviseur in mijn rugzak. Dat zou me in Oisterwijk heel goed van pas komen. Maar daarover later meer. Ik kon terug naar huis!
(Bron: Artikel uit de Nieuwe Apeldoornsche Courant, foto Frans als voorlichter van gemeente Apeldoorn).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten