Op een van zijn
schilderijen geeft Pieter Brueghel de Jonge het gevecht weer tussen carnaval en
de Vasten. Zoals misschien bekend, begint die katholieke Vastentijd op Aswoensdag,
de woensdag na carnaval.
In de
negentiende eeuw leefde het carnaval op in Duitsland. Vandaar waaide het over
naar vooral Noord-Brabant en Limburg, De kerkelijke instanties namen het feest graag
op in de kerkelijke kalender, vlak voor het begin van de veertigdaagse vasten.
Carnaval is populair. De mogelijke redenen: men wil graag eens uit de band
springen, de middenstand verdient er goed aan, de toegenomen welvaart maakt
carnaval (met mooie kleding en veel drank) betaalbaar. Ook boven de rivieren
zijn er tegenwoordig carnavalsverenigingen.
Het blad 'Noort-Brabanter' van 17 februari 1864 uitte in een
opiniestuk zijn zorg “door openlijk protest aan te tekenen tegen een hier
veldwinnend volksvermaak, geheel in strijd met het nationaal karakter”. De
krant vond het vooral een verwerpelijk feest. “onze vaderen ook kenden feesten,
maar feesten, onzen landaard waardig” en dat voor een Brabantse krant...
Veelzeggend is dat een Noord-Brabantse (katholieke) krant zo te keer ging. Eind
februari 1919 kon carnaval nog best problemen opleveren. Onder het kopje ‘Carnavalsonlusten
te ’s-Bosch’ schreef ‘Het Centrum' van 1 maart 1919: “twee jaar geleden nam de
Bossche gemeenteraad het besluit om deze feestviering geheel af te schaffen.”
Tijdens de Eerste Wereldoolog – tot november 1918 – werd er nauwelijks carnaval
gevierd. In Den Bosch waren die maand twee besloten gekostumeerde bals geweest
en het was rustig gebleven. Maar er broeide iets. Er kwamen strooi- en
aanplakbiljetten waarop stond: “Proletariërs van Oeteldonk, vereenigt u”,
alsmede de oproep om zondagmiddag te verzamelen in de stad. Die middag was er
veel volk, maar ook politie en marechaussee waren op de been. Plots liep de
zaak uit de hand en moest de bereden marechaussee met charges de orde
herstellen. Carnaval was nog niet ‘helemaal terug’. Maar zestien jaar later lag
het heel anders: “De politie viert feest” aldus een kop in de Limburger Koerier van 16 februari 1935. Namelijk het Venlose
politiekorps, dat “maar éen keer per jaar feest” vierde. Ondanks de crisis werd
in Nederland toch carnaval gevierd. Veel feesten boden gelegenheid om geld in
te zamelen voor armlastigen. Tot boven de rivieren heerste de carnavalskoorts,
want in Het Nieuwsblad van het Noorden (4 maart 1935) las men: ‘Prins
Carnaval regeert over het jolige rijk van Groningsche zotten en dwazen.’ Begin
1940 was Nederland gemobiliseerd. Dat betekende beperkingen voor het carnaval. Tegenwoordig
is carnaval springlevend en gaat ze in het zuiden – en daar niet alleen – een
paar dagen ‘helemaal los’.
(Bron: Historiek.net | Yuri Visser
<info@historiek.net> 5 februari
2019)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten