Even niet over de kleinkinderen deze week. In de week van de
sterfdag van mijn vader, 4 februari, ben ik in mijn genealogie en
familiegeschiedenis bezig zo rond 1140 momenteel. Bij Gerard de Jauche of
Gerard van Morialmé of soms ook Gerard van Landen. Een kannunik van Luik.
Zo wordt onze voorouder in diverse oorkonden omschreven. Het
is de tijd kort nadat de oude Abdij van Villers is gesticht. Onze voorouders
zijn daar ook bij betrokken. De weduwe van Gerard, vermoedelijk een ‘Marbais’ hertrouwt
als weduwe met Arnulf van Vileyr. In een akte uit 1146 van de Abdij van
Afflighem worden een Gislenis en Balduinus de Jauche(Giselbert en Boudewijn, de
kinderen van Gerard van Jauche) genoemd als de stiefkinderen van Arnulphus van
Vileyr. Dat klopt dus! Ze getuigen dan in Luik: "supradictus Arnulfus de
Vileyr et priuigni eius Gislenus et
Balduinus de Iace (zijn stiefzonen Giselbert en broer Boudewijn van Jauche)..”
In de familie de Jauche ben ik nergens een Giselbert en Boudewijn van Jauche tegengekomen,
maar wél een Boudewijn en Giselbert ‘van Landen’. Ook dat kan kloppen, want hun
vader noemde zich ook Gerard ‘van Landen’. Hoe kwam hij erbij om dat te doen? In
1107 is hij Voogd van Landen. In 1155 wordt hij religieus in de Abdij van
Floreffe. Ik ben daar dus uiteraard met José een kijkje gaan nemen en een aantal
foto’s gaan maken. We volgen al een tijdje onze voorouders in hun woon- en
werkplekken. Die abdij werd al in 1121 gesticht werd door Norbertus van Xanten.
Op een van onze stamboomritjes bezochten José en ik ook nog een mooi, –zelfs
nog bewoond- oud fort als onderdeel van die verdedigingslinie van het Hertogdom
Brabant tegen Luik. Het ‘Chateau Féodal de Sombreffe’. Oorspronkelijk stamt het kasteel uit
de elfde eeuw. In de dertiende eeuw hoorde het toe aan de Heren van Orbais, ook
aangetrouwde familie. Wat een mooi stuk tastbare oude geschiedenis.
Terug nog even naar
stiefvader Vileyr. Arnulf van Vileyr had
stiefkinderen ('privigni'), uit een vorig huwelijk van zijn vrouw. Tot die
stiefkinderen horen dus Gislenis (Giselbert) en Balduinis (Boudewijn) van
Jauche. De puzzel past stukje bij beetje prima in elkaar. Het domein waarin de
Cisterciënserabdij Villers in 1146 werd gesticht, was indertijd een deel van
het graafschap Namen, erfbezit van de Heren van Marbais. Ook Engelbertus van
Schoten is medestichter, zo blijkt. Hij schonk aan Villers alle horigen die hij door heel
Lotharingen bezat. Door die overdracht werden die horigen meteen ‘vrijen’, want
de orde van Citeaux mocht in die tijd nog geen onvrijen bezitten.De oudste
goederenlijst van Villers uit 1272 vermeld dan ook geen onvrije onderdanen van
de Abdij. Engelbert schonk nog meer aan de abdij, zo blijkt uit die oorkonde
van de hertog, heel zijn erfgoed Schoten (“totum allodium Schoten”). De Bredase
erfgenamen Godfried I en Hendrik II hebben in 1160 de overdracht van heel
Schoten aan Villers erkend. Tot slot nog even terug naar die abdij. Uit
het voor ons belangrijke huwelijk van Gerard van Landen, stammen Gislenis (Giselbert)
van Jauche (of van Landen) en zijn broer Boudewijn. Die Giselbert blijkt niet
toevallig onze volgende voorouder in een lange rij. Hij
treedt op in 1167 in Tilburg en in 1168 in Landen. Het is soms even puzzelen,
maar het loont de moeite als bronnen je zoektocht blijken te bevestigen.
(Bron: familiearchief f. van son: doc. dipl. Belg.: D2189-W1930, EP Liege Henri II-AB
Frasnes-lez-Gosselies , De Marneffe E., Cartulaire d'Afflighem, p.117-118,
n.75.; Foppens (Miraeus) (1748), Tome IV, XI, p. 11.; Georges Despy, La
fondation de l'abbaye de Villers, in: Archives Bibliothèques et Musées de
Belgique, XXVIII (1957) 3-17. tekst oorkonde 1153 p. 16.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten