Als je zoals ik steeds op zoek bent naar het doen en laten van je voorouders, dan kom je wel eens bijzondere dingen tegen. Oma zou je een ‘tandarts-op-afstand’ kunnen noemen. En dat vind ik voor die tijd een bijzondere prestatie…….
Mijn oma Leentje Kools is onderwerp van een volksverhaal uit Brabant, verteld door een zekere mevrouw Antoinetta Maria Verbeek-Beenen en opgetekend in ‘Volksverhalen uit Noord Brabant’. Het is zo mooi om het hele verhaal eens na te lezen, maar dat laat ik graag aan jou over.
Een verkorte versie: Het buurmeisje van Leentje Kools en Jan van Son had zo vaak kiespijn dat ze zich geen raad meer wist. Ze had al zo veel slokjes brandewijn gedronken en dan hield de kiespijn even op, maar kwam telkens terug. En die brandewijn kostte telkens een kwartje…...
Maar mijn oma wist kennelijk een oplossing. Ze moest maar even mee gaan naar de kerk aan de Haven in Breda naar kapelaan Daverveld. Die zou het wel regelen.
Meneer kapelaan laat weten dat ze van haar kiespijn afkomt, als ze onze vaders en Weesgegroeten bidt, met haar hoofd op een kussen dat op tafel ligt. En net zo lang bidden tot ze in slaap valt. Maar dat advies kostte haar wel ‘n kwartje. (Of dat kwartje door de kapelaan ook voor brandewijn werd gebruikt, vermeld het verhaal niet….).
Maar ach, ’t arme kind was protestant en zal het dus al zowat in haar broek hebben gedaan, toen ze naar een katholieke kapelaan moest. Uiteraard bedacht de kapelaan een oplossing. De kerk was in die tijd immers dé oplossing voor alle ongemakken, zo werd steeds aan het goedgelovige volk verteld.
Hij vroeg aan Leentje Kools of ze katholiek was. Ja dus mijn oma was katholiek. Kwam hem dat even mooi uit: “ Dan moet je als buurvrouw tegelijkertijd weesgegroeten bidden, terwijl je buurmeisje met haar hoofd op tafel onze vaders bidt”, zo bedacht hij. Zo gezegd zo gedaan. En wat denk je, de hulp van de katholieke buurvrouw zal uiteraard doorslaggevend zijn geweest.
Ik laat je graag van de laatste regels uit het oude volksverhaal meegenieten. En wie het hele verhaal lezen wil: ‘Willem de Blécourt. Volksverhalen uit Noord Brabant. Utrecht [etc.]: Het Spectrum, 1980. bladzijde 160-161’.
Het slot van het verhaal: na het bezoek aan de kapelaan die er weer een kwartje aan verdiende: Ik citeer:“Maar toen kom ik thuis, en van den angst kreeg ik alweer kiespijn. O, maar m'n moeder, die zee: 'al weer 'n kwartje overstuur. Ge moet nog maar meer kunsten ophalen', maar alla, ik ging met m'n kop op tafel liggen 's nachts en m'n buurvrouw klopte ik en die ging ook bidden en ik viel in slaap en ik heb geslapen tot 's morgens toe en ik heb van m'n leven geen kiespijn gehad, heb ik gene kies of tand meer in menne mond: ze zijn er zo uitgegaan. Dus ik raad het jullie ook aan.” Laat ik nou denken dat het toch beter is om de tandarts te laten kijken……
(Bron: familiearchief f. van son: Oma Leentje Kools en haar man Jan van Son; uit Willem de Blécourt. Volksverhalen uit Noord Brabant. Utrecht [etc.]: Het Spectrum, 1980. p. 160-161)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten