Als jongere werkte ik al eens in de vakanties. Bij Alberda Jelgersma flessen sorteren en zo een draagbare radio bij elkaar sparen.
Of aardbeien plukken bij de boer. Het was leuk om op die manier je wensen te vervullen. Maar om een gezin te kunnen onderhouden moest er meer gebeuren.
Toen mijn vader stierf in 1972 ben ik met studie gestopt. Ik was de oudste thuis. Ik zocht een baantje en vond dat bij het Katholiek Instituut voor Maatschappelijk Welzijn in de dr. van Mierlostraat in Breda.
Ik moest er teksten van anderen en notulen uittypen....
Op een typemachine wel te verstaan, dus als er een foutje werd gemaakt, moest ik met zo’n wit tipp-ex-blaadje opgetreden om de fout “onzichtbaar” te maken. Die dingen lagen in mijn bureaulade. Die lade liet ik gewoon open staan. Dat werkte sneller en dus effectiever vond ik. Fout! vond mijn chef, Barbara Vossenaar.
Elke keer als de lade openstond en zij kwam binnen, dan werd mij een dubbeltje in rekening gebracht. Dat irriteerde mij mateloos. Zo mateloos, dat ik op zeker moment een handvol dubbeltjes naar haar toesmeet. U raadt het al: einde baan bij het KIMW.
Toen besloot ik om correspondent te worden bij Dagblad de Stem in Breda. Kon ik tenminste mijn eigen teksten schrijven…… Ik solliciteerde en het lukte nog ook. Dat ik een auto had, heeft daar zonder twijfel aan bijgedragen.
Na enkele maanden artikelen te hebben geschreven voor de stadsredactie bij Ben Hagens en Gerard van Herpen kwam ik bij de provincieredactie en leerde daar veel van Joop Bartman, de ‘eminence grise’ van de redactie aan de Reigerstraat in Breda. En nog even later werd ik tot mijn grote vreugde benoemd tot lid van ‘Het leuke team’, het redactieteam voor de editie Oosterhout. Mijn werkgebied werden na een korte inwerkperiode de Dongemondgemeenten, Raamsdonksveer, Geertruidenberg, Zwaluwe en Made en ook Dussen en het Land van Heusden en Altena. In elk dorp had ik gelukkig een correspondent of correspondente zoals Arjaan van de Made in Zwaluwe en Lidy Wiedijk in Geertruidenberg, Wim de Jong uit Raamsdonksveer en Piet Theuns in Made, die bijzonder produktief waren. Elke regel leverde geld op!
Een heerlijke tijd, die tijd bij de Oosterhoutse redactie, waarin we toen een soort “bijkantoor” hadden in het Bruin Café van Stadhouders in de Klappeystraat met vaak een frietje na bij Antonio Topouzis. Dat waren nog eens tijden. Ik geniet nog als ik er aan terugdenk en dat gebeurt nog al eens. Zeker ook toen ik een zoon van oud collega Cees den Exter in de klas kreeg, toen ik eenmaal leraar was geworden. Ik wil jullie er nog even van laten meegenieten van mijn journalistentijd, waarin ik uiteraard een perskaart had, die deuren opende; een uitnodiging kreeg voor de onthulling van het monument voor de Linecrossers in de Kwistgeldpolder in Zwaluwe door Prins Bernhard; de tijd meemaakte van de treinkaping van Molukkers in Wijster en niet te vergeten de soap van bestuurlijk Geertruidenberg met dokter Blondeel en burgemeester Arie Otto den Hartog. Met extra pagina’s schrijven over ruimtevaart en het jubileum van de Joodse staat, over de zware industrie in de Sowjet Unie en nog veel meer. Ik ben ook nog een tijdje correspondent van het ANP geweest. Kortom, te veel om op te noemen. Mijn hobby schrijven stamt nog uit die tijd. Een heerlijke tijd, ook al wilde mijn oudste dochter als ik thuis kwam, absoluut niets van mij weten. “Wie was toch die vreemde man die telkens aan tafel kwam?” Ze zag me veel te weinig. Ik moest daarom –zo vond ik- toch iets anders zoeken.
(Bron: krantenartikelen Dagblad de Stem, uitnodiging, salarisbrief, perskaart, familiearchief f.v.son.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten