zaterdag 6 april 2019

IJsjes optakelen...


Ik kwam op het internet deze week een foto tegen, die mij opeens aan iets uit mijn jeugd herinnerde. Die foto wil ik je niet onthouden. In 1968 lag ik in het Sint Ignatiusziekenhuis in Breda voor een ingrijpende operatie aan mijn been. Als ik het me goed herinner, dan waren het de doktoren Zeegers en Essed die de operatie uitvoerden. Mijn knie was scheefgegroeid door mijn aangeboren afwijking. Die knie werd gebroken, en met een speciale metalen plaat, een scharnier en schroeven in mijn bot, werden knie en bovenbeen weer aan elkaar geschroefd. Daarna in de gips. Van mijn lies tot aan het topje van mijn tenen. Dat duurde een half jaar, zo weet ik nog wel.
Terug naar dat ziekenhuis. Ik lag links bij het balkon op de eerste verdieping. Beneden was daar de zij-ingang, die werd gebruikt door onder meer het bezoek. Daar stond ook een man met een ijscokar. Zo’n schepijsjeskar. Lekker!
Uiteraard lusten wij op onze kamer ook wel een ijsje als het warm was. We hadden een, -ik vind eigenlijk best ingenieus- plan ontwikkeld om aan ijsjes te komen. Zo’n oud gevlochten  aardbeienmandje met hengsel was daar uitermate geschikt voor. Je kent ze wel, zo’n “tupske”,  een woord dat eigenlijk een verbastering was van 'Tjip', het Engelse woord Chip dat onder meer spaander betekent.  Terug naar die ijsjes. Een wat meer mobiele patiënt op onze kamer liet vanaf het balkon het mandje aan een touw naar beneden. In dat mandje zat voldoende geld. De ijscoman beneden ruilde dat voor een aantal heerlijke ijsjes. Die haalden wij weer in het aardbeienmandje naar boven en genoten ervan in ons ziekenhuisbed.
Toen ik –veel te snel-  na de zware operatie uit het ziekenhuis naar huis werd gestuurd, kon ik zelf bijna niets en moest flink aansterken. Mijn moeder hielp mij met eten. “Veel slagroom en banaan eten”, zo had de dokter verteld. Ik heb in die maanden meer slagroom gegeten dan goed voor mij was, maar dat wist men toen nog niet. Na een paar maanden thuis in de voorkamer voor het raam te hebben gelegen op een stretcher, moest ik met het gipsen been weer terug naar het ziekenhuis. Nu, zo dachten de doktoren, zou mijn been wel rechts gebleven zijn na maanden gestrekt in het gips. Nee dus. Het gips was er nog niet af, of de spieren aan de achterkant van mijn been trokken het hele been weer krom. Operatie mislukt! Ook de pogingen om met gewichten langs een stellage in mijn bed mijn been recht te houden, leverden niets op. Als het nu zou gebeuren, zou men het misschien anders aanpakken. Toen was de medische wetenschap kennelijk nog niet zo ver. Ik was toen ook pas zeventien jaar. Aan dat been heb ik me daarna nooit meer laten opereren. Hoewel, de eerste keer dat ik daarna het ziekenhuis weer zag, voor een operatie was in 1992, toen ik mijn linker onderbeen brak. Ik was uitgegleden in de keuken. In het Elisabethziekenhuis in Tilburg, (we woonden toen nog in Oisterwijk) werd de zaak aan elkaar geflanst. Dat was de laatste keer Elisabeth ziekenhuis. In 2004 was mijn volgende operatie, dit keer een open hartoperatie met zes omleidingen na twee hartinfarcten. Dat was in de Klokkenberg in Breda. Het ziekenhuis waar het het meest prettig was. Zo heerlijk rustig, geen fabriek en een prachtige omgeving.
(Bron: familiearchief f.van son) 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten