De nieuwe kerkschuur van Gilze, het
dorpje waar mijn voorouders toen woonden en werkten, was bijna klaar. Veel
parochianen hadden er aan meegewerkt. In de nacht van 19 op 20 juni 1762 werd
er brand gesticht. Bij die brand werd de nieuwe schuurkerk, die de dag erna
officieel zou worden ingewijd, volledig door brand verwoest. Ook het huis van
pastoor Simon van Herck ging in vlammen op, evenals zo’n 25 huizen, 9 schuren
en stallen en de brouwerij in de kom van het dorp. Het dorp in rep en roer. Iedereen
dacht er het zijne van. De geruchtenmachine ging snel door het dorp: de brand
moest het werk zijn van die misselijkmakende dakdekker Adam Schellekens. Hij
mocht niet meewerken aan het dak en dat had hem woest gemaakt. In de herberg had
hij eerder al – uiteraard met flnk wat drank op- uitgekraamd: “Al bent gij zoo
besig met de kerk, gij zult er tog geen playsier van hebben”, zo werd door een
getuige verklaard... Schellekens hád al niet zo’n beste naam. Want 11 jaar
eerder was hij al verdacht geweest van brandstichting in het huis van Jan Otten
op Nerhoven in Gilze. Logisch dat hij vluchtte naar Oostenrijks-Brabant, het
tegenwoordige België.
Omdat de nieuwe schuurkerk nog niet in
gebruik was genomen, bewaarde de pastoor de doop-, trouw- en begraafregisters
zo lang thuis. Jammer. Ook die gingen bij de brand verloren. Heel veel van die gegevens
zijn daardoor niet meer te achterhalen. En die vormen toch een schat aan
informatie voor een genealoog zoals ik. Met veel overgave schreef de pastoor
immers in het doopregister steeds de namen van de borelingen. Mét hun vader en
moeder, en de datum waarop de jongen of het meisje werd gedoopt. In de
trouwregisters kwamen datum en namen van de bruid en bruidegom én hun ouders en
soms ook getuigen. Geboortekaartjes werden in die tijd nog niet rondgestuurd,
laat staan dat ze bewaard zijn gebleven.
Zo’n doop was meestal op de dag van de
geboorte of één of hooguit een paar dagen later. Niet gedoopt betekende immers
dat je geen ‘kind van god’ was. De jonge ouders wilden dan ook geen risico
nemen, daartoe zonder twijfel
opgeroepen, -lees bang gemaakt-, door de pastoor. Die goeie man heeft na de
brand alle mogelijke moeite gedaan om bij nog levende parochianen de gegevens
te achterhalen. Uiteraard leverde dat volop fouten op. Die mensen hadden toen
immers andere dingen aan hun hoofd. Vandaar dat er van diverse voorouders maar
weinig exacte of zelfs foutieve data bekend zijn. Gelukkig kan je ze aan de
hand van andere gevens wel vrij nauwkeurig berekenen, maar handig is anders.
Geboorten werden hier eigenlijk pas
echt vanaf 1 januari 1811 door de burgerlijke overheid bijgehouden Dat gebeurde
met het van kracht worden van het Wetboek Napoleon of Code Civil in het
arrondissement van Breda. Dat schreef voor dat je voortaan binnen 3 dagen na de
‘verlossing’ de pasgeborene moest aangegeven. Dat moest gebeuren door de vader,
de vroedmeester, vroedvrouw of eventuele andere personen die bij de geboorte
waren geweest. In aanwezigheid van 2 getuigen werd onmiddellijk een akte
opgemaakt. Gelukkig zijn die geboorteakten sindsdien wel bewaard gebleven!
Vrijdagmiddag was der nog een leuk intermezzo. Een middagje ‘Verschrikkelijke
Ikke’ met Anouk en Italiaans bij Allora. Dat ‘verschrikkelijke’ sloeg niet op
onze kleindochter. Die was erg lief en dankbaar. Heerlijk tussendoortje bij al
dat stamboomgedoe.
(Bronnen: Gilze 1000 jaar, bijdrage tot de geschiedenis
van Gilze (Gilze 1992),A.J. Brekelmans e.a. Auteur(s): Brekelmans, A.J.;
Corstens, A.L.G.; Geertruij, A.L. van. Uit: Gilze: Historische Werkgroep 1000
jaar Gilze, 1992. blz. 82 e.v. en 236 e.v.; Algemeen Rijks Archief (ARA),
Staten-Generaal, invent.nr. 3557 fol. 44 en GAGR (gemeentearchief Glze en
Rijen, invent.nr. 12, fol. 38 en 39v) (13-07-1761); Doopregister 5-6-1756 Gilze).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten