Bij mijn vele lees-
en onderzoekswerk over de familiegeschiedenis liep ik tegen een fenomeen aan,
dat de mensen uit die tijd de stuipen op het lijf gejaagd moet hebben. Op maandag 19 november 1618 was
de Synode van Dordrecht, een kerkvergadering van de protestanten, nog maar net
begonnen, of aan de hemel verscheen een heldere komeet. Wat zou God daar nu
weer mee bedoelen, zo zal de godvrezende bevolking zich hebben afgevraagd. In
Amsterdam wisten ze dat al wel. Daar heerste toen de pest; God strafte! De
mensen hadden het volgens de predikanten weer verkeerd gedaan allemaal.
Die Synode in Dordt moest een einde maken aan meningsverschillen tussen
Arminianen of ‘rekkelijken’ en ‘preciezen’ of Gomaristen. Misschien kan je je
die Arminius en Gomarus uit je geschiedenisboek nog vaag herinneren. Het was de
strijd tussen de remonstranten en contra-remonstranten in de Nederduits
Gereformeerde kerk.
Maar hoe belangrijk voor hen misschien ook, de oogverblindende komeet aan
de hemel, die zichtbaar bleef tot in januari 1619 kreeg meer aandacht dan heel
die protestantse kerkvergadering bij elkaar. Volgens de Groningse hoogleraar en
wiskundige Nicolais Mulerius leek het wel dat ”…veel luyden uyt haer bedde
sprongen om te kijcken met verwonderinge ende vrese anders niet als ofter een
alarm hadde geweest”. Mulerius tekende een
horoscoop op een lege pagina van zijn Practica
ofte Prognosticatie op 1608. Waarin ook opmerkingen aan de komeet van
1607 zijn gewijd. De foto daarvan van de fotodienst Rijksuniversiteit Groningen
heb ik bij dit weekendbericht gezet.
Terug naar Dordt. Uit die vergadering zou de Statenbijbel komen. De Synode
vroeg de Staten-Generaal om de Nederlandse vertaling van de bijbel te betalen.
Maar pas in 1626 stemden de Staten toe, waarop de vertalers in Leiden aan de slag konden.
In 1635 lag de vertaling op
tafel. De stad Leiden betaalde liefst 2500 gulden voor het octrooi om de Bijbel
in Leiden te laten drukken. Tussen 1637 en 1657 werden liefst 500.000
exemplaren gedrukt. Rijk geíllustreerd natuurlijk, getuige alleen al de titelpagina
Statenvertaling (eerste druk, Leiden: Paulus Aertsz. van Ravensteyn, 1637.
Collectie Bibliotheek Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem). Toevallig benieuwd
wie er vertaalden? Uiteraard allemaal mannen! Op 26 november 1618 werden de
heren Johannes Bogerman, Gerson Bucerus en Willem Baudartius aangewezen om het Oude Testament te vertalen. Zij moesten
wel kanttekeningen maken bij de
vertaling, waaruit blijken moest, waarom ze voor een bepaalde vertaling gekozen
hadden. Het Nieuwe Testament zou worden vertaald door Jakobus Rolandus, Herman Faukelius en Petrus
Cornelisz. Die Herman Faukelius en Petrus Cornelisz. overleden nog voordat ze
aan de vertaling konden beginnen. In hun plaats kwamen Festus Hommius en Antonius Walaeus. Ook werden er ‘overzieners’ aangewezen, die de vertalingen moesten controleren. Er
moest eens iets instaan wat volgens de super godsdienstigen 'echt' niet kon... Geen half werk
dus.
(Bron: familiearchief
f. van son: nederlandse opvattingen
over de komeet van 1618. ; de Statenbijbel; historiek.net wk51-2018).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten