zaterdag 19 september 2020

Op z'n Nederlands...

 Met ‘de Franse slag’, ‘Deutsche Gründlichkeit’, dat kennen we. Maar er bestaat duidelijk ook iets zoals ‘op z’n Nederlands’. We weten al dat we zo’n 17 miljoen bondscoaches hebben voor Oranje. Maar ik heb deze week aan den lijve ondervonden hoe wij in Nederland tegenwoordig met de bestrijding van corona omgaan. Laat ik maar van voor af aan beginnen. Ik krijg een brief voor bezoek aan de cardioloog. Als het niet dringend noodzakelijk is, moet ik alleen komen. Huisgenoten of partners kunnen eventueel via de telefoon meekijken met het controlegesprek. Ik dus bellen om een deeltaxi te reserveren. Eerst krijg ik een hele litanie met wat er mag en moet. Ik moet een mondkapje dragen in de taxi. Ik moet met pin betalen. Ik moet alleen komen, alleen in dringende gevallen mag er een begeleider mee. 

De taxi komt veel te vroeg. Er zit een chauffeur in zonder mondkapje en een vrouwelijke passagier, ook zonder mondkapje. Ik hoef dat ook niet op. Hoe wilt u betalen, vraagt de vriendelijke en behulpzame chauffeur. Met pin uiteraard. Hij antwoord mijn vragende blik en laat me vriendelijk weten dat geld een wettig betaalmiddel is en dat, als mensen contant willen betalen, “we dat ook moeten aannemen”. En die mondkapjes dan. Als er meer dan drie mensen in de taxibus zitten, gaat de chauffeur daar pas over nadenken. Hij laat me weten, dat dit vervoer ook geen openbaar vervoer is, maar particulier vervoer. Gelukkig weet kennelijk het virus dat ook en besmet in dit busje dus niet…. Het wordt nog gekker. Bij het ziekenhuis aangekomen zie ik twee wachthuisjes zoals bij een kazerne. Ik meld me bij het linkse. U moet bij het andere wachthokje zijn, zo wordt mij resoluut te verstaan gegeven. Daar vraagt iemand “bent u verkouden, niezen, keelpijn”. Uiteraard zeg ik nee. Het zou immers vreemd zijn om ja te zeggen nu ik toch naar het ziekenhuis ben gekomen. Dan zou ik toch thuisgebleven zijn. Ik mag doorlopen en door de hoofdingang naar binnen en volg looproute 32. Die blijkt tot achter in het ziekenhuis te voeren. Aan de balie zegt een vriendelijke dame, ‘wachtruimte 1’. Ik voer mijn uitnodigingsbrief in bij de welkomstzuil en zie daar dat ik bij wachtruimte 2 moet zijn. Maar dat blijkt gewoon iets verder de gang in. Er zit bijna niemand. Ik moet eerst een hartfilmpje maken en mag dan weer de wachtruimte in, die overigens voortaan ‘ontvangstruimte’ heet volgens het bordje op de muur. Na een klein kwartiertje komt de dokter naar buiten uit kamer 6. ‘Van Son’, zegt ze. Ik vertel haar hoe ik me voel en dat ik het eigenlijk ook niet prettig vind, dat ik alleen moest komen, nu ik het zelf in elk geval niet ‘hoognodig’ vindt om mijn partner mee te laten gaan. Voor de dokter zou het geen probleem zijn geweest, als ze toch was meegekomen… Volgende verrassing… Na 20 minuten consult stond ik weer in de gang, op weg naar het taxi-meetingpoint bij de hoofdingang. Na wachten komt de taxi: de chauffeur met blijkbaar onafscheidelijk mondkapje, komt binnen en noemt onder meer mijn naam. Ik loop mee net als 2 anderen, ook met mondkapje. Ik haal dat van mij ook uit mijn binnenzak. Onverstoorbaar laat de chauffeur met -zo lijkt het- bijna vastgeplakt mondkapje ook de andere passagiers binnen en rijdt ons in het warme busje naar Raamsdonksveer en later moet hij nog naar Waalwijk. “Loop maar voorlangs”, zegt de vriendelijke chauffeur vanachter zijn mondkapje. Hij wacht tot ik binnen ben, verwelkomd door José en Cas, die me laat weten dat hij me gemist heeft. Mijn middagje controle is achter de rug. Opgehaald om kwart voor een, terwijl ik toch duidelijk kwart over 1 had gevraagd, -ik moest er pas kwart over 2 zijn-, thuisgebracht even na vieren na ruim een half uur wachten op de bestelde taxi. Mijn mondkapje heb ik afgedaan, zodra ik uit het busje stapte. Ik kan met zo’n ding niet prettig ademen, maar doe het uiteraard op, als er zo dringend om gevraagd wordt.

Coronabestrijding in Nederland. Zoveel mensen zoveel zinnen. Ze doen het liefst wat ze zelf vinden. En dat virus moet dan maar uit elkaar zien te houden, waar het wel en niet voor besmetting mag zorgen. Zo’n coronavirus heeft het niet zo gemakkelijk…. Onze gemeenteraad vergadert nu in een lagerhuisopstelling. Keurig op anderhalve meter. De burgemeester wijst erop dat de Raad in een glazenhuisje zit. Niet samenscholen voor het gemeentehuis, zo waarschuwt ze. De meesten houden zich daaraan. Ik ben blij dat ik niet in een van de westelijke provincies woon of in een van die grote steden daar, of erger nog, in een studentenstad. Daar zijn ze -zo blijkt- nog veel eigenwijzer. Veel vooral jongeren interesseert het totaal niet. Zij worden toch niet echt ziek. Ze vergeten dan de anderen die zij wel kunnen besmetten. Desinteresse? “Moet kunnen”, de mentaliteit bij velen, anno 2020. Op z’n Nederlands. Gek hé, dat er hier en daar plaatselijke maatregelen nodig zijn om te proberen besmetting in te dammen. Iedereen naait het liefst zijn eigen naad. Oog voor de ander? Als het uitkomt. En dan alleen nog, misschien… Eerst ikke en de rest kan stikken.  

(Bron: familiearchief f. van son).



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten