De eerste was Abt Hubertus, zoon van Arnold Bac en
Alyten van den Woude. Hij moet vóór 1281 geboren zijn. Hubrecht werd al in 1306
kannunik en proost en je moet namelijk minimaal 25 zijn om proost van een
kapittel te kunnen worden. In 1309 werd hij abt van de Abdij. Iemand was hem
liever kwijt dan rijk. Op 14 april 1333 wordt hij ’s nachts namelijk vermoord
door de kamerknecht en de barbier. De bronnen geven een sappig verhaal: "Ondanks
zijne verhevene deugden werd hij den 14 april 1333, door twee zijner dienaren
vermoord, die op de vlugt achterhaald, om den moord en den diefstal, welke zij
hadden gepleegd, op eene voorbeeldige wijze gestraft zijn geworden. De plaats,
digt bij de abdij gelegen, waar het doodvonnis ten uitvoer is gelegd, heeft
sedert de naam van Raayblok gedragen".
De drossaard van Brabant, Lodewijk van Diepenbeek onderzoekt
de moord. Hij wil dat alle inwoners van Westerlo naar de grens met Tongerlo
komen. Daar eiste hij dat de Heer van Wezemaal zijn onderhorigen de grens zou
laten oversteken om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Maar
Wezemaal weigert. Omdat hij zijn poot stijf hield, legde de drossaard beslag op
al zijn Brabantse goederen en weigert hij in te gaan op Wezemaals aanbod om de
inwoners van Westerlo binnen het rechtsgebied van Westerlo te ondervragen. Na
afloop van het onderzoek worden twee dienaars van de Heer van Wezemaal als
verdachten in hechtenis genomen. Willem I van Wezemaal geeft zijn kapelaan
Thomas van de Worpe opdracht om bij de drossaard de vrijlating op borgtocht van
de verdachten te bepleiten. De kapelaan stuitte op een kordate weigering en
kreeg zelfs te horen "Hi ne ware niet reynre van der moert nog min betughet
dan enech van hen die daer af waren". Aha. De heer van Wezemaal wordt dus weliswaar
zelf niet openlijk beschuldigd, maar het feit dat twee dienaren van hem de
vermoedelijke moordenaars waren en de beschuldiging aan het adres van de
kapelaan, laten vermoeden dat men in Van Wezemaal wél het brein achter de moord
op de abt zag. Waarom zou Wezemaal dat willen? Nou, er was al enige tijd een
geschil over de Tienden van Olen en Westerlo tussen Van Wezemaal en de Abdij.
Er kwam een overleg dat geruime tijd duurde en leidt tot een regeling over de
tienden van Olen. De Abdij kocht op 31 oktober 1338 de 17 mud rogge af die ze
jaarlijks aan Willem van Wezemaal moesten leveren voor haar deel van de Tienden
van Westerlo en Olen. Willem wilde de Abdij het benodigde bedrag betalen om de
oude situatie te herstellen, maar had onvoldoende geld. De opvolger van Abt
Hubertus, neef Walter Bac was onverbiddelijk en hield nu zijn poot stijf. De
terugbetalingstermijn verstreek en Willem van Wezemaal verloor zo alle rechten
op de rogge. De opvolger van Abt Hubertus Bac zou Hendrikus III, bijgenaamd
‘Van Beckevoirt’ worden. Maar die stierf al op 31 augustus 1333, nog voordat
hij met zijn werk kon beginnen, melden de bronnen. Abt Hubert wordt dan in 1334
opgevolgd door zijn eveneens uit Tilburg afkomstige neef Wouter Bac, de zoon
van Henrick Bac, kleinzoon van Arnold Bac en Alyten van den Woude. Wouter Bac
was in 1357-1358 als abt tevens hertogelijk raadsheer en op 25 maart 1358 wordt
hij genoemd als kapelaan van hertogin Johanna van Brabant.
Abt Wouter bedenkt ook zijn familie. Op 4 februari
1334 geven hij en het convent van Tongerlo aan Bertout Bac van Tilborch een
beemd, genaamd “de Crat en geleghen te Tilburg in qualem de brouc tegen een
jaarlijkse cijns van 18 oude franse groten op Lichtmis te betalen op de spijker
te Tilburg”. Pffft. Ik hoop dat ik mijn kapper kan vertrouwen.... en een kamerdienaar heb ik gelukkig niet!
(Bron: familiearchief f.van son; Klaversma,
PSHAL dl.CXXI (1985), blz.11 ; gegevens
uit een ongedateerde klachtenrol waarin de heer van Wezemaal een aantal
inbreuken op zijn rechten als Maarschalk van Brabant en op zijn Hoge
Heerlijkheid in Westerlo uiteenzet (ARA, d'Ursel I, 1439). Er worden geen
verdere gegevens gevonden over de zaak.; ; A.M. Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo : Ere III blz.
286-289 nr.773; Ere III, blz. 303-305, nr. 785. ; Ere III, blz. 310-312, nr.
790, 10 juli 1335.; Ere III, blz. 415-418, nr. 862.; Algemeen Rijks Archief
ARA, (d’Ursel, Varia T 16). ; Ere IV, blz. 220, nr1944, augustus 1356)’ [1]
Bron: Fr. Waltman van Spilbeeck. De abdij van Tongerloo (90-91; Schutjes,
Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch I, (249); Coppens, N. Geschiedenis
van het bisdom ’s-Her- togenbosch V (248). ; A.M. Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo
(Commissie voor geschiedkundige en folkloristische Opzoekingen der provincie
Antwerpen), Deel II : 1294-1318; Tongerlo, 1950; (verkorte weergave: Erens II
nr.488, 491, 492).; Erens II nr.477; Erens
II nr.452; Monasticon Belge, tome VIII. bron:
Heemkundekring Herlaar, St.Michielsgestel. ; Antonii Sanderi, presbyteri chorographia sacra
Brabantiae, sive celebrium......., door Antonius Sanderus, 1726 blz.325 ; Bron:
Gallia Christiana, In Provincias Ecclesiasticas Distributa; In Qua series et
historia..., Volume 5, blz. 414. ; A. Uytterbroeck, Le gouvernement du Duché de
Brabant, dl. 2 blz. 658. ; Bron: Abdijarchief Tongerlo, I, no 760, ed. Erens en
Koyen, De oorkonden, IV, 341: "Johannes de Ghestel ut prior et Walterus
dictus Bac tamquam prepositus monasterii Sancte Marie Tongherloensis
Premonstratensis ordinis").
Geen opmerkingen:
Een reactie posten