zaterdag 18 augustus 2018

Moord.......door de kapper!

Ik ben in de bijna 36 jaar die ik nu al aan mijn familiegeschiedenis besteed, heel wat opmerkelijke personen en rare snuiters tegengekomen. Twee van die mannen zet ik vandaag in de schijnwerper. Je weet dat José en ik diverse keren de Onze Lieve Vrouwabdij van Tongerlo bij Westerlo in België hebben bezocht. Ik heb ook prettig contact met de archivaris daar. Eigenlijk niet zo vreemd. Onze familie heeft in de 13e en eerste helft van de 14e eeuw en ook daarna namelijk hechte contacten onderhouden met die abdij. Twee maal leverde onze familie er de Abt.
De eerste was Abt Hubertus, zoon van Arnold Bac en Alyten van den Woude. Hij moet vóór 1281 geboren zijn. Hubrecht werd al in 1306 kannunik en proost en je moet namelijk minimaal 25 zijn om proost van een kapittel te kunnen worden. In 1309 werd hij abt van de Abdij. Iemand was hem liever kwijt dan rijk. Op 14 april 1333 wordt hij ’s nachts namelijk vermoord door de kamerknecht en de barbier. De bronnen geven een sappig verhaal: "Ondanks zijne verhevene deugden werd hij den 14 april 1333, door twee zijner dienaren vermoord, die op de vlugt achterhaald, om den moord en den diefstal, welke zij hadden gepleegd, op eene voorbeeldige wijze gestraft zijn geworden. De plaats, digt bij de abdij gelegen, waar het doodvonnis ten uitvoer is gelegd, heeft sedert de naam van Raayblok gedragen".
De drossaard van Brabant, Lodewijk van Diepenbeek onderzoekt de moord. Hij wil dat alle inwoners van Westerlo naar de grens met Tongerlo komen. Daar eiste hij dat de Heer van Wezemaal zijn onderhorigen de grens zou laten oversteken om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Maar Wezemaal weigert. Omdat hij zijn poot stijf hield, legde de drossaard beslag op al zijn Brabantse goederen en weigert hij in te gaan op Wezemaals aanbod om de inwoners van Westerlo binnen het rechtsgebied van Westerlo te ondervragen. Na afloop van het onderzoek worden twee dienaars van de Heer van Wezemaal als verdachten in hechtenis genomen. Willem I van Wezemaal geeft zijn kapelaan Thomas van de Worpe opdracht om bij de drossaard de vrijlating op borgtocht van de verdachten te bepleiten. De kapelaan stuitte op een kordate weigering en kreeg zelfs te horen "Hi ne ware niet reynre van der moert nog min betughet dan enech van hen die daer af waren". Aha. De heer van Wezemaal wordt dus weliswaar zelf niet openlijk beschuldigd, maar het feit dat twee dienaren van hem de vermoedelijke moordenaars waren en de beschuldiging aan het adres van de kapelaan, laten vermoeden dat men in Van Wezemaal wél het brein achter de moord op de abt zag. Waarom zou Wezemaal dat willen? Nou, er was al enige tijd een geschil over de Tienden van Olen en Westerlo tussen Van Wezemaal en de Abdij. Er kwam een overleg dat geruime tijd duurde en leidt tot een regeling over de tienden van Olen. De Abdij kocht op 31 oktober 1338 de 17 mud rogge af die ze jaarlijks aan Willem van Wezemaal moesten leveren voor haar deel van de Tienden van Westerlo en Olen. Willem wilde de Abdij het benodigde bedrag betalen om de oude situatie te herstellen, maar had onvoldoende geld. De opvolger van Abt Hubertus, neef Walter Bac was onverbiddelijk en hield nu zijn poot stijf. De terugbetalingstermijn verstreek en Willem van Wezemaal verloor zo alle rechten op de rogge. De opvolger van Abt Hubertus Bac zou Hendrikus III, bijgenaamd ‘Van Beckevoirt’ worden. Maar die stierf al op 31 augustus 1333, nog voordat hij met zijn werk kon beginnen, melden de bronnen. Abt Hubert wordt dan in 1334 opgevolgd door zijn eveneens uit Tilburg afkomstige neef Wouter Bac, de zoon van Henrick Bac, kleinzoon van Arnold Bac en Alyten van den Woude. Wouter Bac was in 1357-1358 als abt tevens hertogelijk raadsheer en op 25 maart 1358 wordt hij genoemd als kapelaan van hertogin Johanna van Brabant.  
Abt Wouter bedenkt ook zijn familie. Op 4 februari 1334 geven hij en het convent van Tongerlo aan Bertout Bac van Tilborch een beemd, genaamd “de Crat en geleghen te Tilburg in qualem de brouc tegen een jaarlijkse cijns van 18 oude franse groten op Lichtmis te betalen op de spijker te Tilburg”.  Pffft. Ik hoop dat ik mijn kapper kan vertrouwen.... en een kamerdienaar heb ik gelukkig niet!
(Bron: familiearchief f.van son; Klaversma, PSHAL dl.CXXI  (1985), blz.11 ; gegevens uit een ongedateerde klachtenrol waarin de heer van Wezemaal een aantal inbreuken op zijn rechten als Maarschalk van Brabant en op zijn Hoge Heerlijkheid in Westerlo uiteenzet (ARA, d'Ursel I, 1439). Er worden geen verdere gegevens gevonden over de zaak.; ; A.M. Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo : Ere III blz. 286-289 nr.773; Ere III, blz. 303-305, nr. 785. ; Ere III, blz. 310-312, nr. 790, 10 juli 1335.; Ere III, blz. 415-418, nr. 862.; Algemeen Rijks Archief ARA, (d’Ursel, Varia T 16). ; Ere IV, blz. 220, nr1944, augustus 1356)’ [1] Bron: Fr. Waltman van Spilbeeck. De abdij van Tongerloo (90-91; Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch I, (249); Coppens, N. Geschiedenis van het bisdom ’s-Her- togenbosch V (248). ; A.M. Erens, De oorkonden der abdij Tongerloo (Commissie voor geschiedkundige en folkloristische Opzoekingen der provincie Antwerpen), Deel II : 1294-1318; Tongerlo, 1950; (verkorte weergave: Erens II nr.488, 491, 492).; Erens II nr.477; Erens II nr.452; Monasticon Belge, tome VIII. bron: Heemkundekring Herlaar, St.Michielsgestel. ;  Antonii Sanderi, presbyteri chorographia sacra Brabantiae, sive celebrium......., door Antonius Sanderus, 1726 blz.325 ; Bron: Gallia Christiana, In Provincias Ecclesiasticas Distributa; In Qua series et historia..., Volume 5, blz. 414. ; A. Uytterbroeck, Le gouvernement du Duché de Brabant, dl. 2 blz. 658. ; Bron: Abdijarchief Tongerlo, I, no 760, ed. Erens en Koyen, De oorkonden, IV, 341: "Johannes de Ghestel ut prior et Walterus dictus Bac tamquam prepositus monasterii Sancte Marie Tongherloensis Premonstratensis ordinis"). 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten