zaterdag 14 april 2018

Een stukje Van Son in Den Berg en ’t Veer..


Deze keer eens niet over mijn kleinkinderen of over mezelf. Je weet dat ik al enige tijd druk bezig ben met het schrijven van mijn familiegeschiedenis. Bij ordenen van het familiearchief en de beschikbare informatie daarvoor, kwam ik ook het familiegraf van de Ambachtsheren van Raamsdonk tegen onder het priesterkoor in de Lambertuskerk. Elk jaar weer bij de diploma-uitreiking van het Dongemond college, kwam ik de ingang van dat familiegraf tegen. Misschien interessant om er alvast iets over te vertellen. Ik stam af van Jan ‘de Jonge’  van Son en zijn tweede vrouw Elisabeth. Voor goed begrip: we hebben het over om en nabij 1450. Samen met zijn eerste vrouw Maria Jans Hendrick Crillaerts, kreeg  Jan onder andere een zoon Simon, halfbroer dus van mijn voorouder. Vijf generaties later blijkt zijn nageslacht via Dongen in Geertruidenberg te zijn terechtgekomen. Dan is –zo rond 1665- Mathijs van Son Schepen en later wordt hij ook nog Burgemeester van Geertruidenberg. Zijn zoon, Simon,  is Heer en Schout van Raamsdonk. Over hem heb ik het deze week. Simon van Son werd schout op 2 april 1710. In april 1724 hielden de Staten van Holland publieke verkoop van de ambachtsheerlijkheid Raamsdonk en op de 14e koopt Simon die heerlijkheid voor fl. 13.300,--. Hoe uitgestrekt het toen was dat lees in stukken van de Rekenkamer van Holland: “'t Ambocht van Raemsdock dat gelegen is binnen den palen die hier naervolgend: “dats de Oisteeg van der halve Mase opwaerts gaende totter Donga, ende die westzijde van der Donga te Waspyc toe ende op 't zuyteynde bescheytet de halve Donga overal”. Met zijn enige dochter stierf de tak uit, maar dankzij een testamentaire beschikking van Simon bleef de naam voortbestaan in de vrouwelijke lijn, als de familie De Jongh van Son. Simon bewoonde Chartroise, buitenplaats op de resten van het voormalige Karthuyzerklooster in ‘t Veer. In 1878 wordt het verkocht en gesloopt. De titel van heerlijkheid Raamsdonk werd in 1893 verkocht. Terug even naar Simon. Toen zijn vrouw Anna van der Pijpen in 1726 overleed, wenste hij "Het lijck in de kercke alhier te doen bijsetten". Maar "Also er geen particuliere grafplaets voor den ambachtsheer ofte die van zijne familie was gedepicieert", vroeg hij schepenen van Raamsdonk vergunning "een bequame plaets in den oosthoek van het koor der kercke alhier, omme aldaer voor zijn weledele en desselfs familie te laeten maecken een gemetselden en overwelften kelder tot een honorabele begraefplaetse". Mondvol om te vragen een familiegraaf te mogen laten maken. Simon van Son, zijn beide vrouwen en nakomelingen werden in deze grafkelder bijgezet. In 1869 bepaalde het gemeentebestuur, dat de toe- of ingang van de grafkelder niet meer open mocht. Leonard Simon de Jong van Son mocht toen van het kerkbestuur een "ingang te zijnen gunste" maken. Dat gebeurde aan de buitenkant van de kerk. Toen een lid van de familie Van Son overleed, hakte men een gat in de buitenmuur van de kerk en schoof men zo de kist de grafkelder in. Het gat werd met een granieten steen dichtgemetseld. Je kan de inscriptie op die sluitsteen nog altijd best goed lezen.  
(Bron: familiearchief f.van son;  Rekenkamer van Holland no. 673: rolle van verkooping van domeinen, fol.9.;  eigen foto’s ; HJA van Son: geschiedenis en genealogie van het beslacht Van Son ).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten