zaterdag 26 juli 2014

Waarom ik voor NAC ben.

Sport loopt als een rode draad door het leven van mijn vader. Niet enkel actief, maar ook passief.
Hij ging als jongen voetballen. Speelde zeker bij NAC en bij Groen-Wit. Hij voetbalde in de jaren dertig. Ik heb in het familiearchief een paar voetbalfoto’s van mijn vader en ik vond nog wat wedstrijdverslagen. Ik weet dus dat hij bij NAC met het derde kampioen werd. Hij speelde zelfs ook in de hoofdmacht van NAC. Ik vond een verslag waarin hij wordt genoemd. Hij viel in, dat was de wedstrijd tegen Longa. Mijn vader was een snelle, behendige voorhoedespeler. Geen wonder dat ik dus NAC-supporter ben! Welke rechtgeaarde Bredanaar heeft overigens niet een speciaal plaatsje voor NAC ingeruimd? 
Toen mijn moeder een keer een wedstrijd van onze zoon Pieter volgde, liet zij me weten dat “Pieter net ons pa was”. Vandaar. Een foto van de voetballende Van Son heb ik helaas nog niet op de kop kunnen tikken. Daarvoor is meer onderzoek nodig, denk ik. Maar de verslagen zijn al leuk genoeg. Kleinzonen van Cor voetbalden ook. Tommy en Pieter bij Nevelo en vooral Baronie en ook Stefan die bij Internos speelde. Maar ook de man van zijn kleindochter Meike van Son voetbalde. Ronald van den Bergh speelde in zijn jeugdjaren bij Bossche clubs DBNC, TGG en BVV, vertrok toen naar RKC en keerde weer terug bij BVV in ’s-Hertogenbosch. Een andere kleinzoon, Stefan van Son, speelde nog een tijdje bij Internos. 
Maar terug naar mijn vader. Na zijn actieve voetbalcarrière kon hij ook passief mateloos genieten van alle mogelijke sportaktiviteiten: hij was vaak te vinden langs de velden bij het amateur- en profvoetbal en bij het bedrijfszomeravondvoetbal. Of aan de straatkant bij een van de talloze plaatselijke wielerrondes. Of hij was gekluisterd aan de (draagbare) radio op zijn stoel bij de haard, of voor de tv in de voorkamer, bij alle mogelijke sportuitzendingen. Of het nu schaatsen, zwemmen, voetbal of atletiek was. Samen met mij bezocht hij veel thuiswedstrijden van NAC, dat toen nog speelde in het legendarische, gezellige stadion aan de Beatrixstraat, nauwelijks enkele honderden meters van ons huis. Mijn moeder en de andere kinderen zaten dan vaak in de tuin te genieten van de zon. Ze wisten de uitslag, voordat Pa en ik weer thuiskwamen. “Dat kon je aan het gejuich horen”, vertelde mijn moeder. Mijn vader genoot ook van grote wielerwedstrijden. Hij fietste vaak met vrouw en kinderen naar de dorpsrondes zoals het Hart van Gilze, de Ronde van Bavel en de Ronde van de Molen in Oosterhout. Hij bezocht ook ‘de Acht van Brasschaat’, waar de grote toerrenners akte de presence gaven. Samen met mij ging hij ook twee keer kijken naar de wereldkampioenschappen wielrennen. Dat was in 1967 in Heerlen-Terwinselen toen Eddy Merkx zijn eerste wereldtitel bij de profs greep door Jan Janssen met een half wiel in de sprint te verslaan. Een tweede keer was in Zolder-Terlaemen, waar Harm Ottenbros op 10 augustus 1969 de Belg Julien Stevens de baas was. Het was die dag tropisch warm. Ik weet nog heel goed dat al het drinken op het circuit op was. Een glas water kostte daar omgerekend 1 gulden en zelfs het ijs om te koelen, werd uit de bakken gevist. Kranten plakten vast aan het asfalt. Zo warm was het. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar denk dat Cor ook de doorkomst van de eerste etappe van de Tour de France langs de Ginnekenweg in 1954 niet gemist zal hebben. De Tour startte dat jaar in Amsterdam en de 1e etappe op 8 juli ging naar Brasschaat in België. Na 216 kilometer kwam 
Woutje Wagtmans als eerste over de streep. Vaak zag ik mijn vader, ook tijdens dMol, met mijn draagbare radiootje aan zijn oor of op schoot, touretappes en andere sport volgen. 
Hij speelde op vakantie badminton met de kinderen en trapte een balletje, ook als we op een zondagmiddag in het bos waren. Sport of het nu passief of actief was, het was zijn grote hobby. Het was zijn lust en zijn leven. Hij volgde vrijwel alle sporten minutieus. Bij voetbal-, wielerwedstrijden, zwemmen, atletiek of schaatsen was Cor voor de televisie te vinden om er onvermoeibaar te genieten. Hij was ook erg actief. Zo noteerde hij van alle schaatsers bij de kampioenschappen alle rondetijden. Jammer genoeg was het hem niet meer gegeven om het Nederlands voetbalelftal in 1974 de finale van de Wereldbeker te zien spelen of in 1988 in Duitsland onder leiding van Rinus Michels Europees kampioen te zien worden, nadat in de halve finale aartsrivaal Duitsland werd geklopt en in de finale Rusland de mindere bleek. Hij stierf plotseling op 2 februari 1972 en ik mis hem nog steeds.
Bron: Foto's en artikelen familiearchief f.v.son)
fotobijschrift: De kampioensfoto seizoen 1935-1936 van NAC 3. van de reserve 2e klasse A. Staande van links naar rechts Van Bers, Cor van Son, De Krom, Ad van Iersel, Joop Piederiet, A. van der Linden II. Knielend: Van Hout, Bliek, A.v.d.Linden I, A.v.Dinther, Tijssen, Van Ermel Scherer. Op de foto ontbreken Van Aalsum, Hakkens en Hilt.




















Sport luisteren met de draagbare radio tijdens de vakantie in Mol.

zaterdag 19 juli 2014

Mijn Pa en Ma.

Op 26 oktober 1917 kregen Jan van Son en Leentje Kools een zoon. Ze noemden hem Cor. 
Een paar kilometer verderop in Breda kregen Frans Hollanders en Corrie Aerts een dochter: Rietje.   Cor en Rietje zouden mijn ouders worden. Maar zo ver zijn we nog niet. Van de jeugd van mijn ouders weet ik niet zo heel erg veel. In elk geval wel dat mijn moeder naar de mavo ging en haar diploma machineschrijven haalde. Mijn vader was een en al sport. Ook daar kom ik nog over te spreken. 
Eerst even de situatie bij mijn ouders thuis. Ik heb mijn vader en moeder steeds horen vertellen dat ze bij Pa thuis drie zonen hadden: Gerard, Jan en mijn vader zelf. Ik vond er na speurwerk toch nog een vierde bij, eveneens een zoon. Die kleine werd geboren in 1915 maar heeft slechts enkele weken geleefd. Misschien dat mijn vader daarom nooit op de hoogte is gebracht van dat verdriet. Hij was immers toen nog niet geboren. Zeker weet ik dat niet, maar hij heeft in elk geval nooit iets tegen mij of mijn moeder gezegd over een broertje na Gerard en Jan.
Mijn moeder was het tweede kind in een rij van 5. Haar oudere zus Joke ging als Benedictines het klooster in. Als goed katholiek gezin kon je niks beters overkomen dan een kind in het klooster of als priester. De kerk was toen nog heer en meester in het hele leven. Na mijn moeder kwam haar jongere zus Corrie en daarna volgden haar broer Jacques en nog een zusje, die 14 jaar na Jacques werd geboren. Ze werd liefkozend ‘Pop’ genoemd, maar haar werkelijke naam was Franca.
Misschien vind je het leuk om te weten hoe mijn vader en moeder elkaar ontmoet hebben. Het was oorlogstijd, bein jaren veertig van de vorige eeuw. Mijn moeder werkte, -nadat ze enkele andere baantjes had gehad-, net als haar zus Joke, bij Van Dongen aan de Catharinastraat. Zij moest er passementen borduren. Een passement is een vorm van decoratief borduurwerk of kantkloswerk. Ze moest belegsels en borduurwerk maken, of garnering van goud- of zilverdraad, voor op kleding. In passement zit soms ook kant, zijde, kralen of ander materiaal als een soort decoratie verwerkt. Ook vindt men dikwijls passement aan lampekappen, theatergordijnen, kleedjes en als ruches. Als ze na haar werk op weg naar huis liep, kwam ze vaak een leuke jongen tegen. Het was Cor van Son. Op een dag in februari 1943 vroeg hij of hij met haar mee mocht lopen. Dat mocht. Graag!  Hij was ook – uiteraard te voet- op weg naar huis. Mijn vader werkte toen noodgedwongen als sjouwer bij De Bom in de Brugstraat. Een bedrijf dat grafzerken maakte. Door daar te werken, kon hij voorkomen, dat hij naar Duitsland moest om er voor de Duitsers aan de slag te gaan. Dat was in februari 1943. Cor’s moeder Leentje Kools was in december daarvoor overleden. Riet heeft niet zo lang aan de passementen gewerkt. Ze werd aangenomen bij de Hero op de afdeling waar de rekeningen werden uitgeschreven. Daar bleef ze tot aan haar trouwen in november 1947. Van haar baas kreeg ze als huwelijkscadeautje een kratje Perl limonade. Wat waren ze vrijgevig in die tijd! 
Wat deden Cor en Riet in hun vrije tijd? Vrije tijd betekende in die tijd alleen de zondagmiddag. De vrije zaterdag bestond nog niet en na de kerk op zondag bleef alleen de zondagmiddag over om samen ‘iets leuks’ te gaan doen. Naar een terrasje? Of een festival? Nee, dat was er in die tijd niet bij. Het werd samen fietsen, zo maar een gezellig tochtje, of naar een of andere wielerronde of een sportwedstrijd in de buurt of natuurlijk gezellig wandelen! Als het weer maar een klein beetje meewerkte, gingen Cor en Riet er tussenuit. Gelukkig is uit die jaren een wandelfoto bewaard gebleven. Cor en Riet als verliefd stelletje aan de wandel. Dat wil ik jullie toch niet onthouden. 
(Bron: ‘gesprekken met mijn moeder’(familiearchief f.v.son)
Illustratie: Cor van Son en Riet Hollanders aan de wandel (familiearchief f.v.son) (copyright!)

zaterdag 12 juli 2014

Oma zag het vliegen !

Ik heb natuurlijk 2 oma’s gehad. Oma van Son, Leentje Kools dus en Oma Hollanders, Cornelia Aerts, de moeder van mijn moeder. Oma van moederskant heeft het zien vliegen!
De eerste vlucht van een vliegtuig vanaf Nederlandse bodem. 1909 was het. Zij was net 10 jaar! Dat moet een indruk achtergelaten hebben. Aan de Ettenseweg in Rijsbergen staat nog een gedenkteken met de tekst “Ter blijvende herinnering aan de eerste vluchten in Nederland per vliegmachine tgv het 40 jarig bestaan in 1909 van de suikerfabriek VD H.H. Heerma van Voss te Leur”. Op 27 juni 1909 werd er in Nederland voor het eerst met een motorvliegtuig gevlogen. 
Suikerfabrikant Heerma van Voss en Etten-Leur had de primeur. Op het vliegterrein was door de organisatie een grote loods gebouwd waarin het toestel gemonteerd kon worden. Journalisten die mee mochten met het transport vanaf het station van Etten naar het vliegterrein, beschrijven wat zij daar te zien kregen.
Het Dagblad van Noord-Brabant schreef:“We behoeven dus niet meer te twijfelen; er zal gevlogen worden te Leur. Toen we gisteren morgen het telegram van den heer Heerma v. Voss ontvingen dat het toestel was aangekomen met ingenieurs en werklieden, maakten we ons spoedig gereed om naar`t vliegterrein te gaan. Toen we kwamen aan de loods waarin het vliegtoestel is ondergebracht, waren ingenieurs en werklieden juist naar`t station Etten vertrokken, om nog eenige kisten te halen, waarin nog onderdeelen der vliegmachine waren verpakt. Erg veel konden we dus gisteren nog niet over het toestel zelf schrijven. We gaven echter gisteren middag den moed niet op en zochten zoolang tot we de menschen gevonden hadden, die in staat waren ons alle mogelijke inlichtingen te geven. Tegen vier uur troffen we in hotel Roels den heer M. de Hondt. We maakten kennis met hem en al dadelijk deelde hij ons mede dat hij als impressario, met zijn collega de heer Schuurman, met wien we eveneens kennis maakten, de leiding der vliegproeven zoowel te Leur, als later in den Haag en wellicht nog op andere plaatsen in handen heeft. Wat nu `t toestel betreft, daarover vertelde de heer de Hondt ons allereerst, dat het bij de verzending uit Juvisy bij Parijs zoo min mogelijk uit elkaar genomen was. De verschillende deelen, benevens de noodige werktuigen en gereedschappen, zijn in stevige kisten verpakt, die zoo'n grooten omvang hebben, dat niet minder dan drie wagons noodig waren om ze van Parijs naar Etten-Leur te vervoeren. Men kan dus begrijpen dat de transportkosten niet gering zijn geweest, 1700 francs had `t vervoer gekost, werd ons verzekerd. “En arrière, en arrière", riepen de werklieden en de mensen werden achteruit gedrongen. De Lambert sloeg de kleppen van zijn pet om het hoofd en wierp nog een vluchtige blik op de machine, om te zien of alles in orde was. Lefebvre en een andere assistent stonden klaar bij de schroeven. Alles is stil, er waren er onder het publiek, die het hoofd ontblooten, die even heel ernstig kijken. Om 8.23 uur gaf De Lambert het teken voor de opstijging. Lefebvre greep een van de schroefbladen, draaide deze in het rond om de motor op gang te helpen. De schroeven sloegen een keer in de rondte en... stopten direct. Pseudo-deskundige omstanders zeiden gevat: "Het ding is verregend. Lefebvre draaide nogmaals en toen ging het goed."Dan opeens ratelden de luchtschroeven haar ontzaglijke vaart." Lefebvre greep het touw, waarmee hij het valgewicht kon bedienen. De Lambert zat in het toestel, onbeweeglijk, de ogen recht vooruit. Een honderdtal genodigden, met Heerma van Voss in het midden, stond in de regen en in hevige spanning te wachten op het grote moment. Lefebvre spande het touw, er volgde een haast onmerkbaar knikje van De Lambert en toen raasde het toestel langs de rail.
"Slechts een helper aan weerszijden is even behulpzaam hij bet begin der voortbeweging, enkel over ongeveer een meter lengte. Wij zien het valgewicht omlaag gaan en voort snelt het toestel over de rail. Nog voor het einde daarvan verheft het zich, en ... majestueus gaat machine met bestuurder het luchtruim in!" (het is 20.25 uur. fvs)."Dat oogenblik vergeten we nooit. In stomme bewondering stonden we het wonder aan te zien. Zolang het toestel de rail hield, die enkele seconden maar, zag je iets snels gebeuren, iets gewaagds, maar de sensatie van het buitengewone kwam pas, toen die magere, lange Franschman daar los van de aarde met zijn toestel de lucht in werd gegooid en zweven bleef, hooger steeg, alle wetten van de zwaartekracht ten spijt. Toen riepen we hoera, wij en allen, die rondom stonden..."De Lambert vloog met zijne machine over de rails, vervolgens over een afstand van een 40 M. een paar meters boven den grond, en verhief zich in eene sierlijke boog tot op 20 M. boven de heide, en verwijderde zich snel op die hoogte, onder het donderend gejuich en gebrul en geschreeuw van het publiek, dat het onverhoopte, nog nooit geziene, werkelijk zag gebeuren."Een groots ogenblik dus. In de regen. Over de exacte tijd zijn de meningen verdeeld, maar het was tussen 8.23 en 8.30 uur. De aanwezigen juichten spontaan en hartelijk, zwaaiden met zakdoeken. Heerma van Voss werd de hand gedrukt en gecomplimenteerd. De Lambert vloog eerst enkele honderden meters rechtuit en begon daarna aan een cirkel met een straal van circa 500 meter om het terrein. Soms vloog hij iets lager, soms iets hoger."Het toestel steeg, terwijl de regen lustig neerstriemde tot op een hoogte van 10-15 M. en zweefde, een immense vogel gelijk, regelmatig en statig door de lucht; vervolgens beschreef het een wijden cirkel links om, vloog over de menschenmenigte, die echter tot een aantal van 500 a 1000 gedaald was, maar graaf De Lambert hartelijk toejuichte, zwenkte boven over de hangar heen en zette in zeer snelle vaart, terwijl de motor lustig snorde, den tocht in westelijke richting voort." Even verdween het toestel achter een paar hoge bomen, toen werd het weer zichtbaar. Het was een indrukwekkend gezicht. "Het was een prachtig schouwspel, doch het meeste pakte mij het meesterschap van den aviateur over zijn toestel. Wanneer het waar is, wat een Italiaansche luchtschipper beweert, dat men vliegen met een machine zwaarder dan de lucht, niet kan leeren zonder een zesde zintuig, dan schijnt Graaf De Lambert dat vogelenzintuig te bezitten, want de zekerheid en de kalmte, waarmede deze aviateur zijn aeroplane bestuurde, was natuur geworden. Met een grooten boog keerde de "rara-avis" weer terug."
Het toestel vloog over de hoofden van de juichende aanwezigen en verdween in westelijke richting. De vlucht had ruim 3.5 minuut geduurd. De vliegenier die tijdens zijn vlucht al twee keer een ander motorgeluid had opgemerkt, had bij de derde keer besloten te landen. De regen, vertelde hij kalm, was in de magneet gekomen, die de elektrische stroom ontsteekt, welke de motor voedt. En het water had den boel bedorven. Toen hij hoorde dat de motor begon te weigeren en de schroeven hun vaart verminderden, was hij gaan uitzien naar een gunstige gelegenheid om te landen. Hij had nog wel een eind kunnen zweven, maar hij was maar geland, toen hij een mooi vlak stuk hei onder zich had. Het toestel werd in het duister teruggebracht naar de loods, over de heide, door greppels en kuilen.  In de krant van 27 juni 1909 was het volgende weerbericht te lezen voor de dag dat de vlucht van Graaf De Lambert in Etten gepland stond: 27 juni 1909 Weerbericht in een avondblad van zaterdag 26 juni 1909: "Verwachting tot morgenavond: Meest matige zuidwestelijke tot noordwestelijke wind, zwaar bewolkt, weinig of geen regen, zelfde temperatuur." 
Bronnen: Zaterdag 26 juni 1909 Dagblad van Noord-Brabant.

Bron: http://mediatheek.thinkquest.nl/~lle0232/site/gescheerstev.html


zondag 6 juli 2014

Onze kleinzoon geboren!

Op zaterdagavond 5 juli, gisteravond dus om enkele minuten voor half elf is onze kleinzoon geboren. Hij heet Youri, woog bij de geboorte 3845 gram en werd twee weken te vroeg geboren na een keizersnee. 
Grote zus Anouk is blij dat haar kleine broertje nu eindelijk uit de buik is gekomen. Ze heeft er erg lang op moeten wachten. Vader Ronald en moeder Meike maken het goed en dat geldt ook voor kleine Youri, die gisteravond al een stukje van Oranje heeft gekeken op de schoot van zijn vader. 
De foto houden jullie nog even te goed. Die ga ik straks eerst zelf maken in het ziekenhuis. 
Inmiddels al weer terug uit Breda en nu met foto van onze Youri.

vrijdag 4 juli 2014

Stamboomonderzoek is niet interessant !

Alleen zoeken naar stamboomgegegevens is niet interessant. Je weet dan na verloop van korte of langere tijd weliswaar wie de vader van de vader van de zoon of wie de moeder van de moeder van de kinderen is. Boeiend? Nee! Genealogie gaat veel verder. Er zijn tientallen bronnen die het zoeken en lezen waard zijn. In de tijd na 1100 worden grondtransacties en grondbezit interessant. Doop- en trouw- en begraafboeken na het Concilie van Trente (1545-1563) geven veel gegevens over personen en soms ook wordt duidelijk of ze welgesteld waren of arme sloebers. Een arme werd echt niet in de kerk begraven! 
Ook alle akten die grofweg na de tijd van Napoleon door de burgerlijke overheid werden bijgehouden, geven volop inzicht. Ook bestaat na veel zoekwerk ‘Dataschurk’. Een compleet overzicht van procesdossiers uit onze streken van 1550 tot 1803. En bijzonder interessant zijn alle mogelijke akten en protocollen, die bewaard zijn gebleven. En wat dacht je van geschriften van tijdgenoten die l honderden jaren bewaard gebleven zijn. Ze geven vaak een prima beeld over het leven en denken van de mensen uit die tijd. Over de angst voor de pest bij voorbeeld, over oorlog en plunderingen van troepen. Nee. alleen naar relaties vader zoon zoeken is nidet leuk. 
Een bron heb ik nog niet genoemd. Adresboeken. Waar hebben onze voorouders gewoond? Moeilijk te zeggen, want we wonen nu niet meer in bijvoorbeeld Wijkletter B 57 in Chaam. Daar woonde Peeter van Son. Maar waar was dat? Met hulp van de toenmalige archivaris van Chaam heb ik destijds gezocht naar het adres Heykant B-57 tussen 1820 en 1850. Na 6 vernummeringen blijkt B-57 een van de eerste even huisnummers in de Heykantsestraat geweest te zijn. Nummer 2 of een van direct daaraan grenzende huisnummers. Dat is al leuk, dat we dat gevonden hebben, maar het wordt nog interessanter als in adresboeken de beroepen worden vermeld. Dan geven adresboeken een schat aan informatie. In 1870 verscheen het eerste gedrukte adresboek van Breda. Drie jaar later werd Jan van Son geboren, mijn opa. Het adresboek van omliggende gemeenten zoals Ginneken en Bavel verscheen in 1872 en dat van Teteringen in 1876. Dit blijft zo tot en met 1940. De adressen van de gemeente Teteringen en de sinds 1942 ontstane gemeenten Nieuw-Ginneken en Prinsenbeek staan ná 1940 niet meer vermeld in het adresboek van Breda. Het laatste echte adresboek van de bewoners van Breda dateert van 1968. De gedrukte telefoongidsen van Breda en de Gouden Gidsen nemen dan de rol van de adresboeken over.
Zo’n adresboek geeft volop informatie: over de hoofdbewoner, nog niet van inwonende familieleden, of inwonende huurders. vaak ook het beroep. Zo kun je met die boeken hele gezinnen reconstrueren, als je bij voorbeeld niet wist of degene die jij gevonden hebt wel tot jouw familie hoorde. Een voorbeeld over mijn overgrootvader Gerard van Son en zijn vrouw Anna Rubbens, kun je zien op de illustratie bij dit bericht. Het is 1 januari 1880. Het gezin van Gerard staat genoteerd in Bolberg B-127, later vernummerd naar Bolberg B-131. Het hele gezin staat bij elkaar. Ik vond het leuk om ook in die bronnen te zoeken. 
Ik kan echt wel begrijpen dat mensen stamboomonderzoek of genealogie maar een suffige oubollige hobby vinden. Ieder zijn meug. Ik houd in mijn achterhoofd de bekende dichtregels uit 1811 van Willem Bilderdijk:
"Wat verschijne  wat verdwijne 't hangt niet aan een geval 
in ’t voorleden ligt het heden  In het nu wat worden zal." 
Kortweg: zonder verleden, geen heden en zonder het nu geen straks.
Toen ik mijn boek schreef over mijn voorouders en onze familie realiseerde ik me dat een boek over Genealogie en familiegeschiedenis nooit een eindproduct kan zijn. Mensen worden geboren, leven en gaan dood en die cyclus begint steeds opnieuw. Stamboomonderzoek is daarom een hobby die wel een begin, maar geen einde kent. Ik ga voorlopig door met mijn speurwerk. Wie weet vindt een van mijn kinderen of kleinkinderen het wel leuk om mijn werk voort te zetten, als ook ik alleen herinnering zal zijn. Zou best leuk zijn…………….
(Bronnen: adresboeken Breda en omliggende gemeenten (Archief Breda) en bewaarde gegevens in mijn familiearchief)
Illustratie: pagina uit het adresboek van 1880 over het gezin van Gerard van Son en Anna Rubbens.