zaterdag 22 februari 2014

En bedankt, Adam !

Als je voorouders in Gilze woonden, zoals bij ons, dan kom je bij familieonderzoek voor een aantal problemen te staan. Veel doop-, trouw-en begraafregisters zijn verloren gegaan. Oorzaak was een enorme brand die in de nacht van 19 op 20 juni 1762 in de kom van Gilze woedde. Bij die brand werd de nieuwe schuurkerk, die de dag erna officieel zou worden ingewijd, volledig door brand verwoest. Ook het huis van pastoor Simon van Herck werd prooi van de vlammen, evenals een provisorisch ingerichte noodkerk en zo’n 25 huizen, 9 schuren en stallen en de brouwerij in de kom van het dorp. Omdat de nieuwe schuurkerk nog niet in gebruik was genomen, bewaarde de pastoor de doop-, trouw- en begraafregisters zo lang thuis. Jammer. Ook die gingen verloren. Heel veel doop-, trouw-, en begraafgegevens zijn daardoor niet meer te achterhalen. Vandaar dat er van diverse voorouders maar weinig exacte of foutieve data bekend zijn. De pastoor probeerde zijn administratie op orde te krijgen door navraag te doen bij de dorpsgenoten. Ze wisten dat ze gedoopt waren, maar wanneer? Als ze maar gedoopt waren! Even terug naar die brand. Want daar zat een luchtje aan………. Al heel snel na de fatale brand ging het gerucht dat Adam Schellekens van Klein Tilburg de brand ’s nachts aangestoken zou hebben. Adam was rietdekker en zou kwaad geweest zijn, omdat hij van de andere dekkers niet aan het dak van de kerk mocht meewerken. Een paar weken voor de brand had Schellekens in een herberg gezegd: “Al bent gij zoo besig met de kerk, gij zult er tog geen playsier van hebben”. Dat werd door een getuige verklaard. Schellekens had ook niet zo’n beste naam. Want 11 jaar eerder was hij al verdacht geweest van brandstichting in het huis van Jan Otten op Nerhoven. Adam Schellekens vluchtte naar Oostenrijks-Brabant, dat is het tegenwoordige België. Hij werd er uiteindelijk in Turnhout gearresteerd. Maar dan loopt het spoor dood. Van de mogelijke dader Schellekens werd nooit meer iets gehoord. Je zal maar familie van die man zijn geweest in die tijd……
(Bronnen:
Gilze 1000 jaar, bijdrage tot de geschiedenis van Gilze (Gilze 1992),A.J. Brekelemans e.a. Auteur(s): Brekelmans, A.J.; Corstens, A.L.G.; Geertruij, A.L. van. Uit: Gilze: Historische Werkgroep 1000 jaar Gilze, 1992. blz. 82 e.v. en 236 e.v.
Algemeen Rijks Archief (ARA), Staten-Generaal, invent.nr. 3557 fol. 44 en GAGR (gemeentearchief Glze en Rijen, invent.nr. 12, fol. 38 en 39v) (13-07-1761).
 Illustratie: Gerestaureerde voormalige schuurkerk aan de Kerkstraat in Gilze.  Rijksmonument nr. 16133. 
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Schuurkerk).


Alle vijf op een rijtje !

De gemeenteraadsverkiezingen staan voor de deur. Dat bracht mij op het volgende bericht. 
Jan van Son ‘de Oude’, zoon van Jan en Wouterken, wordt in 1678 Schepen van Gilze. Hij heeft dat kennelijk een paar jaar goed gedaan, want  hij wordt opnieuw benoemd voor de periode 1685 tot 1690. Dan stapt hij er even uit, om toch tussen 1692 tot 1694 nog eens Schepen te worden. Achter zijn naam staat keurig netjes “Paaps”. Hij was dus Rooms-Katholiek. Tussen 1692 en 1693 sukkelde Jan met zijn gezondheid. Dat kun je opmaken uit het feit dat hij op 1 augustus 1693 samen met zijn vrouw zijn testament maakt. Zij zijn op dat moment weliswaar ziek, maar hebben ze, -geestelijk gezien-, nog duidelijk alle vijf op een rijtje. Dat lezen we in het testament dat Jan en zijn vrouw Hendriksken van Haren maken op de langstlevende. “…..zijn verschenen ende gecompareerd Jan Janssen van Son ende Henriken Jansen van Haaren, wettige houwelijkse luyden, dewelke beijde krank zijnde naar de lichamen, nochtans haar memorie, vijf sinnen ende verstand over al wel machtig zijnde ende gebruikende, zoals klaar ende evidentelijk bleek, dewelke overdenkende de broosheid des mensenleven….”. Wat een speciale manier om te vertellen dat je ziek bent, maar wel bij je volle verstand en denkt dat je einde nadert! Henriksken is in elk geval zo ziek, dat zij niet echt kan ondertekenen. De akte is opgesteld bij Jan thuis. Aan het einde van de akte staat: “Dit merk staat Henriksken van Haaren ende verklaring vermits haars groots ziekte anders niet te konnen schrijven”. Zou Henriksken reuma hebben gehad? Jan zet wel een handtekening.
Oh ja. U gaat toch zeker op 19 maart wel uw stem uitbrengen................
Bronnen:
Gilze Duizend jaar, bijdrage tot de geschiedenis van Gilze (Gilze 1992), Auteur(s): Brekelmans, A.J., Corstens, A.L.G.; Geertruij, A.L. van. Uitg.: Gilze: Historische Werkgroep 1000 jaar Gilze, 1992.
Illustratie: slot van het testament met de handtekeningen (Gilze en Rijen R.79 (01-08-1693).

maandag 17 februari 2014

De klop op de deur.

Nee, niet het boek met die titel uit 1930 van Ina Boudier-Bakker. Dit gaat over ‘Klopjes’, dat waren meestal vrome vrouwen, die ruim 400 jaar geleden ook in onze streken leefden en werkten. Toen onze streek na de Tachtigjarige Oorlog in Protestante, Staatse handen kwam, werd de officiële godsdienst de protestantse. Op de uitoefening van de katholieke godsdienst stonden strenge straffen. Maar de katholieken lieten zich –zoals ik in een eerder bericht schreef- niet uit het veld slaan. Vaak werd heimelijk de mis gelezen in de vroege ochtenduren door katholieke priesters in een of andere schuurkerk. Maar je moest wel weten wanneer zo’n priester langskwam. Er ontstonden daarom ook hier zogenoemde ‘Klopjes’ of ‘kwezels’, vrouwen die de katholieken waarschuwden door op de deur te kloppen als er ergens mis werd gelezen. Ook verzorgden zij vaak het onderwijs. Voor de volksmond was dat heimelijk kloppen op de deur de reden om dergelijke vrouwen ‘Klopjes’ te noemen. Maar in haar proefschrift ‘Beelden voor passie en hartstocht’ toonde de kunsthistorica Evelyne Verheggen met behulp van diverse afbeeldingen op devotieprenten aan, dat de verklaring voor het begrip ‘klopje’ heel ergens anders gezocht moet worden. Onder meer in het gegeven, dat Christus op de deur van het hart van deze vrouwen klopte, waarna zij de deur van hun hart voor Hem openden (Apocalyps 3:20 "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij"). Op het internet vind je bij het begrip ‘Klopje’, vaak de woorden 'geestelijk maagd' of 'geestelijk dochter' (filia devota). Er waren al klopjes rond 1581 toen er in ons land kloosterorden werden verboden. Dit verbod betekende voor katholieke vrouwen dat het niet meer mogelijk was om ‘non’ te worden. Veel klopjes runden toen schooltjes, werkten voor de kerk, ook in de ziekenzorg, als turfsteekster of huishoudster. De gereformeerde predikanten probeerden het de klopjes zo lastig mogelijk te maken, door bij voorbeeld hun schooltjes te sluiten. Ook  riepen zij vanaf de kansel dat Klopjes gevaarlijk waren omdat zij beweerden, dat “de Hervormden alle eeuwichlijck verdoemt sijn; dat alle onse kercken sijn gestolen; dat onse preeckstoel op des duyvels cop staet.” Natuurlijk waren er onder de klopjes ook schijnheiligen, vrouwen die een heimelijke relatie met een geestelijke wel zagen zitten bij voorbeeld. Toen in de 19e eeuw weer kloosters gesticht mochten worden, stierven de Klopjes langzaam uit. Wij kennen ze alleen nog van wat regels uit een oud volksliedje: Zeg kwezelken wilde gij dansen. Ook gezegden uit Westfalen logen er niet om: ‘Ne Klopp is ne Hillige in de Kiarck, ne Klappei op de Straat en ne Düwel in Hüs’.
Toch aardige vrouwen die Klopjes!
(Bronnen:
http://www.erfgoedkloosterleven.nl/kloosterleven/geschiedenis.html.
‘Beelden voor passie en hartstocht’, (proefschrift),  Evelyne Verheggen, kunsthistorica, 1 februari 2006 gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op een studie naar bid- en devotieprenten in de vroegmoderne tijd.
Wat was een Klopje? (De Kleine Meijerij, jrg. 44 (1993) afl. 4) en (Klopjes (Wikipedia, de vrije encyclopedie). Illustratie: klopje.


zaterdag 15 februari 2014

Genade tanken in Steenvoirt !

Godsdienst houdt veel mensen tegenwoordig niet meer zo bezig. De kerk is al lang geleden zijn greep op het dagelijkse leven verloren. Maar in de 80-jarige oorlog en ook nog decennia daarna, was dat wel anders. Na de val van de ‘s-Hertogenbosch in 1629 viel ook die regio in Staatse handen.  Op 2 december 1636 liet de Raad van State weten, dat de katholieke godsdienst niet meer mocht worden uitgeoefend. De bedreigde katholieke geestelijkheid vluchtte de grens over naar Poppel. Ook Goirlese pastoor, Antonij Schoeffers, maakte in 1638 dat hij wegkwam. Maar katholieke Goirlenaren waren niet zo maar van plan om hun geloof op te geven. Vooral, omdat ze bang waren voor de gevolgen in het hiernamaals. Dat had de kerk er grondig ingestampt. De inwoners van Goirle en vele anderen vonden –creatief als zij waren- snel een oplossing. Vanaf l639 vervulden zij hun godsdienstplichten in een grenskerk, die onder Poppel op Steenvoirt werd opgericht. Juist over de grens, buiten het gebied van de voor de katholieken zo strenge protestantse overheid. Dit gebied werd later de schuurkerk van St. Jans-Gool genoemd. De Staatse overheid had over dat gebied geen zeggenschap. Het was vrij gebied en dat op een uurtje gaans vanuit Goirle. Een buitenkansje voor de katholieken! Mooi een uurtje wandelen naar de Mis op de vroege ochtend en zo nog genade sparen voor het hiernamaals ook! Trouwden Jan en Wouterken daar? Op meer plaatsen kon je veel katholieken vinden voor doop of trouw. Tussen 1641 en 1643 werden ook in Loon op Zand ongeveer 200 kinderen uit Tilburg en omgeving gedoopt. Een aantal werd voor de zekerheid opnieuw gedoopt, nadat een vroedvrouw een nooddoop had toegediend. Ook eerder, in het najaar van 1639 trokken veel parochianen vanuit Tilburg naar Alphen om daar hun kinderen te laten dopen, of om er te trouwen. Daar werkte pastoor Wichmans met zijn koster Guilielmus Theodorici van Son (of gewoon Willem Dirk van Son). Doopsel werd een aantal keren zelfs aangevuld met exorcisme bij dopelingen, aan wie koster van Son, een nooddoop had toegediend. Die situatie duurde nog tientallen jaren voort. In de archieven van Poppel is ook nog sprake van een zekere ‘Jan van Son op den Steenvoirt’ en zijn vrouw Mechtildis de Bruyn, die in 1701 trouwen. “beide afkomstig van elders”, zo staat in het archief. In 1648 komt er met de Vrede van Munster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Maar dat betekende zeker niet dat de katholieken in Goirle en Tilburg van alle ellende verlost waren. Integendeel. Als veroverd gebied werd onze regio rechtstreeks vanuit Den Haag bestuurd. Dat betekende dat de situatie voor de katholieken slechter werd. Was je katholiek, dan was een aantal ambten voor jou onbereikbaar en ook de katholieke eredienst bleef verboden. Vandaar dat ook Tilburgse gelovigen onder leiding van pastoor Van Dijck gewoon wekelijks weer naar Steenvoirt trokken voor de mis.
De wekelijkse stoet van gelovigen op zondag naar de kerk in Steenvoort leidde tot grote ergernis bij de gereformeerde overheid. In Goirle kregen de katholieken uiteindelijk toestemming om in hun eigen dorp een schuurkerk te bouwen. De jaarlijkse processie ter ere van Sint-Jan bleef verboden. Dat was in de ogen van de protestanten een ‘exorbitante paepse stoutigheid’. Dus trokken de Goirlese katholieken eens per jaar toch nog naar Nieuwkerk voor de Sint Jansprocessie. Pas in 1799 kwam aan dit jaarlijkse uitje een einde. De bisschop vond dat zich veel te veel frivoliteiten afspeelden tijdens de bedevaart en na afloop op de kermis……….
(Bronnen: 
Grenskapellen, (Tilburg, l963), l24-l25; Dom. De Jong. R.A. Antwerpen, Gemeentearchief Poppel, nr. 2, 9 november 1671).
Tilburg als parochie van tongerloo 1232-1832, G.J.W. Steijns 1984, Jaargang II Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur,(3)www.historietilburg.nl.
Heemkundekring ‘De Vyer Heertganghen’ Goirle, J.Wijdemans.
Regionaal Archief Tilburg, ‘De Vyer Heertganghen’ Goirle, Jacob van Oudenhoven 1670.
Illustratie: oude kaart van Steenvoirt.

vrijdag 14 februari 2014

Jan Jans en de kinderen !

Jan Jansen van Son. De naam Jan is 'in' geweest binnen onze familie. Mijn opa heette ook nog Jan. Je zou zo langzamerhand gaan denken aan de strip Jan Jans en de kinderen van bedenker Jan Kruis. Jan en Wouterken (die van dat standje bij het trouwen), noemden 2 van hun kinderen Jan. Jan 'de Oude' en Jan 'de Jonge'. Vraag me niet waarom, maar hij zal er zonder twijfel zijn reden voor hebben gehad. Hij had nog meer kinderen, zo kon ik lezen. Die kinderen raakten hun vader in elk geval vóór de Kerst van 1677 kwijt. Jan van Son, de man van Wouterken sterft vóór 22 december 1677. Op die datum verkopen 3 zoons gezamenlijk grond en landerijen. Die kinderen zijn dan al meerderjarig, anders mochten zij immers niet handelen. Op die 22e december verkopen zijn zonen Jan, Goijaert, Gerit en de voogden van zijn minderjarige kinderen bij Wouterke Cornelis Wouters, een huis in Goirle in de herdgang Dorp aan Jan Aelst. Landerijen werden verkocht aan Joost Peter Eelkens, Jan Gerit Soffaerts en Jan van Dommelen. 
Jan Jansen van Son laat in totaal 4 zonen en 3 dochters na: Jan Jansen van Son (‘de Oude’), Goijaert, Gerit Jan Jansen van Son en Jan ‘de Jonge’, de dochters Jenneke, Cornelia en Anneke zo vermeldt een akte van 13 maart 1685. Je kunt die akte met enige moeite lezen.  
Genoeg over Jan Janssen van Son en zijn vrouw Wouterken Cornelissen. We hebben het over een uiterst vervelende tijd voor de katholieken. In een volgend bericht sta ik stil bij wat ze zoal aan slimmigheidjes bedachten om de regels te omzeilen.
(Bronnen: 
Regionaal Archief Tilburg, R.375, fol. 207 (22-12-1677).
Regionaal Archief Tilburg, R 381, fol. 20 (13-03-1685).
Illustratie: de akte van 13 maart 1685.


zondag 9 februari 2014

Jan van Son krijgt op z’n donder !

Ik pak na het ellendeverhaal over de pest de draad weer op bij onze voorouders. Ik was gebleven bij de kinderen van Jan Janse van Son en Mary Gerit Aert Pauwels Ravels. Het paar kreeg 5 kinderen: Jan ‘de Jonge’, Gerit, Cornelis, Marij en Jenneken. Ik ken het geboortejaar van Jan ‘de Jonge’, onze rechtstreekse voorvader niet, maar heb het voorlopig tussen 1612 en 1617 gezet. Op je 25e was je volwassen en in 1642 trouwt hij. Vandaar. 
Jan Jansen van Son ging op de laatste dag van februari in 1642 in ondertrouw met Wouterken Cornelissen. Ze trouwden op 11 maart. Maar er was toch een behoorlijk vuiltje aan de lucht. De pastoor heeft de jonge echtelieden en wederzijdse vaders flink op hun donder gegeven. 
Het was namelijk verboden om in de ‘verboden tijd’ te trouwen. Ik pak er de aantekening in het katholiek trouwboek van Goirle over ondertrouw en huwelijk van Jan Jansen van Son en Wouterken Cornelissen nog even bij. Die bevat interessante informatie. In het latijn en mijn kennis die taal blijft beperkt tot wat ‘kerklatijn’ dat ik onthouden heb uit mijn misdienaarstijd. Een bevriend kenner van het Latijn én van strenge kerkelijke regels, die toen golden, zorgde (waarvoor dank!) voor de exacte vertaling van deze inschrijving:“1642. Laatste februari. In ondertrouw na scherpe verwijten vanwege de huidige gesloten tijd, Jan Janssen van Son en Wouterken Cornelissen van Tilburg voor Cornelius Wouters en Denijs Theunissen van Alphen, en met verkregen dispensatie van de gesloten tijd na 3 afkondigingen gehuwd 11 maart voor Cornelius Wouters en Johannes van Son, ouders.” De ‘gesloten tijd’ is volgens Hoevenaars de tijd van de advent en de vasten. In die tijd was het volgens kerkelijk recht verboden om een huwelijk te sluiten. Daarom was dispensatie nodig. Waarom ze dan toch toen juist trouwden? Hun eerste kind wordt pas 1 jaar later in februari geboren. Maar goed. Ze trouwden. Soms kan de liefde niet wachten!
(Bronnen: DTB Gle, R.K. doop-, trouw- en begraafboeken van Goirle, 1639-1810 deelnr. 7, 07, doop-, trouw en lidmatenboek. 364 DTB Gle inv. 1. pag. 1v.
Dhr. J.Hoevenaars, Gilze zorgde voor de vertaling van de tekst en gaf uitleg over ‘de verboden tijd’ in relatie tot het Kerkrecht in de R.K. kerk. 
Illustratie: trouwinschrijving Jan Jansen van Son en Wouterken Cornelissen 1642.

zaterdag 8 februari 2014

‘Recept’ tegen de pest !

In de 16e en 17e eeuw wist men nog niet hoe de pest zich verspreidde. Laat staan hoe je de Pest met succes kon bestrijden. Quarantaine werd het meest toegepast. Dit woord zou zijn ontstaan uit het Italiaanse quaranta, de periode van 40 dagen dat een schip voor de kust moest blijven liggen als het uit gebieden kwam, waar besmettelijke ziekten heersten. In die periode kon een eventuele ziekte aan boord zich bij opvarenden openbaren. Een periode van 6 weken zien we ook in bronnen terug. De pestverzorger moest na het overlijden van zijn patiënt(en) 6 weken geïsoleerd blijven, voordat hij zich weer onder de mensen mocht. Op het einde van de 16e eeuw bestonden in Tilburg en Goirle regels die besmettelijke ziekten moesten indammen. Zieken en gezonden strikt van elkaar scheiden en reizen van mensen en goederen van en naar besmette plaatsen werd aan banden gelegd. Met recepten probeerde men de ziekte een halt toe te roepen. Zo staat in het schepenprotocol van Hilvarenbeek een ‘recept’ dat goede bescherming zou bieden tegen de vreselijke pest: ‘Neempt een haesnoot daer een gat in is ende doet die voll quicksilver ende dat met groen oft root wasch toe ende dan in een doexken oft cusken geneijt aenden hals dragen’. Dat zal wel geholpen hebben! Datzelfde geldt voor bedevaarten die familieleden of bekenden van de overledenen maakten, waarschijnlijk uit dankbaarheid, omdat zij de ziekte hadden overleefd. De meeste van deze bedevaarten gingen naar Boxtel, waar het ‘Heilig Bloed’ sinds jaar en dag werd vereerd. Bekend zijn de afbeeldingen van de pestmeester met masker dat leek op een bek van een pinguïn. In de neus zaten kruiden (jeneverbes, boerenwormkruid) om de kwade dampen van de Pest tegen te gaan. Had iemand in een gezin de symptomen van de pest, dan trokken de gezonde huisgenoten hals over kop weg uit het huis om aan de rand van het dorp in een hut te gaan wonen. Omdat zieken van gezonden gescheiden moesten worden, gaf dat problemen voor de verzorging van de zieke. Hoewel ook de eigen familie patiënten verzorgde, trok men schrobbers en schrobsters aan. In bijna alle rekeningen waarin van de pest sprake is, komt onvermijdelijk een uitgave voor ‘seep’ voor. Het is zeer waarschijnlijk dat een deel van de schrobbers overlevenden waren van eerdere pestepidemieën. Wanneer je een besmetting had overleefd, was je vaak, -maar niet altijd- immuun bij een nieuwe epidemie. Dat feit kon je te gelde maken door schrobber te worden. Een gezin dat door de pest was getroffen, bleek vaak niet in staat de noodzakelijke werkzaamheden op het land zelf uit te voeren. De gezonden zaten in de hutten en kwamen liever niet in de buurt van het besmette huis. Men was doodsbang. Was het gehele gezin besmet, of de kinderen nog te jong waren om het zware werk te doen, dan huurde men een arbeidskracht die graan zaaide, oogstte, dorste of het vee verzorgde. Zo hielp een Peter Adriaenss van Goirle rond 1586 weeskinderen van Meus Cornelis Meussoon en Cornelia Claes Michielss. Hij had ‘den rogtasse helpen vuijtdorssen ende den rogge helpen saijen’. Die weeskinderen werden ook geholpen door de kinderen van Jan Henricks Wouters, die voor de schapen zorgde.
(Bronnen:
'De aenclevende sieckte' XIII (1995),Luud de Brouwer.Tb, tdschr.v.geschiedenis,monumenten en cultuur1,3-23. Illustratie: De Snaveldokter in de strijd tegen de pest (http://nl.wikipedia.org/wiki/Snaveldokter). 
Gemeente Archief Tilburg, Rechterlijk Archief, VB 1587/2,fol. 5r.+ RA, VB 1587/2, fol. 6v.).
Illustratie: de snaveldokter tegen de pest.


















vrijdag 7 februari 2014

Als de dood voor de pest !

Omstreeks 1615 trouwden Jan Janse van Son en Mary Gerit Aert Pauwels Ravels. Vermoedelijk trouwden ze in Goirle of –wie weet- net over de ‘Belgische’ grens in katholiek gebied. In de Nederlanden beheerste het protestantisme immers het dagelijkse leven. België kenden we nog niet. Vlak ten zuiden van Goirle lag de grens met het gebied waar de Spaanse (en vooral) katholieke koning Philips II het voor het zeggen had. De mensen in die tijd hadden het om meerdere redenen niet gemakkelijk. 
Gerit Jansen van Son werd slachtoffer van de pest op 14 september 1668. De begraafakte vermeld:’Gerit Jansen van Son, Tilburg, gestorven aan de pest. Heeft erfgenaam. Plaats overlijden, Goirle. Datum overlijden 14-09-1668.” De Pest maakte geen onderscheid tussen rijk en arm. Overal sloeg hij genadeloos toe. 
In 1646 stierven in Breda Jenneke van Son en haar man, de bierbrouwer Peter Cornelis Corneliszoon Rauws aan een besmettelijke ziekte. Binnen twee en een halve week waren beide echtelieden dood. Zij werden in de Grote Kerk op de Markt begraven. De pest had een bonte verzameling van namen gekregen zoals de 'zwarte dood';’ haestige siekte’, en ook  ‘Gave Gods’. Dat laatste hebben we te danken aan de mening van de kerk dat wij mensen op het verkeerde pad waren en daarom van God de pest als straf opgelegd kregen. De kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waren er meesters in om het simpele volk, de “beminde gelovigen”, de stuipen op het lijf te jagen. Dat de pest veel mensen kon treffen, zien we aan de naam ‘contagieuse sieckte’, een zondags woord voor besmettelijk. Maar hoe bestreed men toen die pest? Of liever gezegd: probeerde ze te bestrijden. Daarover meer in het volgende bericht.
(Bronnen:
Schepenbank Tilburg en Goirle, arch.nr. 14, deelnr. 360, Protocollen en minuten van allerhande akten, fol. 225v. (1645). Tilburg, Doop-, trouw- en begraafboeken, arch.nr. 15 DTB 1600-1810, bronnaam: Begraaflijsten van Tilburg 1656-1672, Schepenbank, fol. 136. Schepenbank Tb/Gle R360. 216v-219 (12-12-1645).
Illustratie: pagina vol pestslachtoffers uit het doodsboek Tilburg en Goirle.

maandag 3 februari 2014

Boeren waren de pineut.

Een dag later dan u gewend bent, leg ik u een volgend bericht voor:

De Tachtigjarige Oorlog breekt in 1568 uit en heeft ook al erg snel gevolgen voor de  dorpsbevolking in onze streken. Groepen krijgsvolk trekken plunderend en moordend langs de dorpen. Ook Goirle blijft de ellende niet bespaard. De familie Van Son zal ook niet op zijn gemak zijn geweest. Boeren hadden erg veel te lijden van doortrekkende troepen, of dat nu Staatse of Spaanse troepen waren, het was voor de arme dorpelingen een pot nat. Zo liet de graaf van Hohenlohe, nadat hij een deel van Hilvarenbeek had platgebrand, op zijn terugweg door Goirle op 14 augustus 1586 zijn troepen de vrije hand om ook daar te plunderen. Maar als het daarbij gebleven was….. De boeren, wisten na verloop van tijd al snel wat de komst van soldaten betekende. Zij bouwden op Abcoven in de moerassen van de "Donck" onderkomens om zichzelf en vooral hun vrouwen te beschermen tegen de niets en niemand ontziende soldaten. Voor de winter maakten zij ondergrondse schuilplaatsen in de hoger gelegen bossen van "het Hoog Bosch", ook wel "De hoge Wal" genoemd. Daar heeft men kennelijk ooit nog oude balken uit die tijd gevonden. Een van de vluchtgebieden werd "de Pijp" genoemd. 
De boeren raakten vee en delen van de oogst kwijt en veel huisjes werden een prooi van de vlammen. Vrouwen werden verkracht. Dan brak in Goirle in 1587 ook nog een besmettelijke ziekte uit. Die hielp één op de drie dorpelingen het graf in. Maar daarover vertel ik in het volgende bericht. Het houdt maar niet op voor Jan van Son en zijn familieleden. In 1589 wordt het dorp weer overvallen door krijgsvolk. De mensen moeten soldaten voorzien van eten en maandelijkse 190 gld. Brussels geld. Een jaar later komt er weer krijgsvolk langs; vermoordt alles wat beweegt en neemt de hele veestapel mee. Ook nu weer vluchten de Goirlenaren. De akkers worden enkele jaren niet bewerkt, gewoon omdat er bijna niemand meer was om dat doen. Enkele Tilburgers maken van die gelegenheid dankbaar gebruik (of noem het misbruik) en nemen enkele akkers in bezit voor eigen gebruik. Wat hebben wij het dan toch nog goed!
(Bronnen: 
J.Wijdemans (Heemkundekring ‘De Vyer Heertganghen’ Goirle)
Schepenbank Tilburg+Goirle,1599, arch. nr. 14 deel 345 fol. 20r. Ook fol.24v, fol. 31v en fol. 42r. 
Gemeente Archief Tilburg R368, fol. 123v. (18-12-1664). 
De Brabantse Leeuw 1980, jaargang 29 (nr. 3. mei-juni).